Table Of ContentSTELLINGEN.
I
De hypothese van Spurr omtrent de ontstaanswijze van lensvormige, hypo
gene ertslichamen, die geen ziehthaar voedingskanaal bezitten, is verwerpelijk;
hun ontstaan kan alleen door metasomatose verklaard worden.
II
De hypothese van L. C. Graton omtrent een hypogene oorsprong der Wit
watersrand-goud-afzettingen is aannemelijk.
III
Bij tinertsen van het Ankole type kan door getrapt breken een concentratie
bewerkt worden, die een eventueel vervoer naar een Centrale wasscherij be
langrijk goedkooper maakt en waardoor tafelscheiding overbodig wordt.
Uitzondering moet worden gemaakt met erts uit sterk gesilificeerde gangge
deelten.
IV
De asymmetrische vorm, welke een profiel over de Edward-Rift te zien geeft,
kan het best verklaard worden, door een plooibrekende opschuiving aan te
nemen, met een horizontale verplaatsing van West naar Oost.
V
Alleen wanneer in een sub-aried gebied een steilwand geen symmetrisch
gelegen tegenhanger heeft, is het vermoeden gerechtvaardigd dat deze van
teetonischen oorsprong is.
VI
Indien in een sub-aried gebied twee symmetrisch tegenover elkaar liggende
steilwanden voorkomen, is het vermoeden, dat zij van teetonischen oorspron
zijn, alleen dan gerechtvaardigd, wanneer bewezen kan worden, dat het tus
schenliggende dal niet door rivier-erosie kan zijn gevormd.
II
VII
De meerring van E. 0. Meyer, dat zijn kaarteering van de "Grosze Bruch
stufe" geen correctie meer behoefde, is ongetwijfeld onjuist (Verg. N. Jahrbuch
für Min. Beilage Bd. 38, S. 807).
VIII
Men dient aan te nemen, dat de Karagwe-Ankole granieten niet zijn ontstaan
door samensmelting van kwartsrijke sedimenten en een primairbasisch magma,
doch dat het magma reeds bij aanvang der intrusie een granitische samen
stelling had.
IX
Taakwerk is voorloopig de eenig mogelijke arbeidsvorm voor Centraal
Afrikaansehe negers.
X
Bij een eventueele exploitatie van tinmijnen in Z.W. Uganda zal men er
rekening mee moeten houden, dat het kweeken van een kern van geschoolde
arbeiders op zeer groote bezwaren zal stuiten.
XI
Het is van groot belang bij een eventueele exploitatie van tinmijnen in
Z-vV. Uganda de belangrijkste lucht- en transportgangen zoo snel mogelijk te
torkreteeren, te meer omdat het betrekken van mijnhout zeer groote moeilijk
heden oplevert.
XII
Minder modern uitgeruste smelters dienen er hun aandacht aan te wijden,
dat alluviale concentraten zoodanig verontreinigd kunnen zijn door markasiet,
dat een voorafgaande roosting noodzakelijk wordt.
XIII
De naam "Tor", door Gregory voorgesteld voor zuiver consequente rest
heuvels in een sub-aried gebied, is verwerpelijk; de naam "Inselberg", of
"island mount" dient gehandhaafd te blijven.
XIV
Voor vele vergrijpen, gepleegd door inboorlingen van Centraal Afrika
ZlJll
lijfstraffen de meest billijke straf.
III
XV
Aan een werkgever in Centraal Afrika dient een, zij het begrensde, straf
rechterlijke bevoegdheid gegeven te worden, in het bijzonder wanneer hij zieh
op grooten afstand van een zetel van het Europeesch Bestuur bevindt.
XVI
De werkgever dient in Centraal Afrika de bevoegdheid te bezitten, om aan
een werknemer, wiens prestaties onvoldoende waren, het bewijs te onthouden
dat door dien werknemer een dagtaak is verricht.
THE GEOLOGY OF SOUTHWESTERN UGANDA
THE GEOLOGY
OF
SOUTHWESTERN UGANDA
WITH SPECIAL REFERENCE TO THE
ST ANNIFEROUS DEPOSITS
PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING V AN DEN GRAAD V AN DOC
TOR IN DE TECHNISCHE WETENSCHAP AAN DE
TECHNISCHE HOOGESCHOOL TE DELFT, OP GE
ZAG V AN DEN RECTOR MAGNIFICUS, IR. H. TER
MEULEN, HOOGLEERAAR IN DE AFDEELING
DER SCHEIKUNDIGE TECHNOLOGIE, VOOR
EEN COMMISSIE UIT DEN SENAAT TE VER
DEDIGEN OP WOENSDAG 17 FEBRUAR! 1932,
DES NAMJDDAGS TE 4 UUR
DOOR
HENDRIK ALBERT STHEEMAN
MI]NINGENIEUR
GEBOREN TE TETERINGEN
SPRINGER-SCIENCE+BUSINESS MEDIA, B.V.
ISBN 978-94-017-0021-4 ISBN 978-94-015-7553-9 (eBook)
DOI 10.1007/978-94-015-7553-9
VOORWOORD
Met dit proefschrift wordt een episode van mijn leven afgesloten.
In de eerste plaats valt daarin mijn studietijd aan de Technische Hooge
school en groot is mijn erkentelijkheid voor het vele goede, dat ik daar heb
mogen ontvangen. In het bijzonder ben ik aan U zeer veel verplicht, Hoog
geachte Promotor Grondijs. U hebt mijn eerste sehreden geleid in de studie der
mineragraphie en den leer der ertsafzettingen. Daarnaast zal ik Uw vriend
schappelijke omgang met Uw studenten blijven gedenken. Door U heb ik deel
kunnen nemen aan de exploratie in Uganda en na mijn terugkomst hebt U
mij, als mijn toekomstige Promotor op alle mogelijke wijzen gesteund.
U, Hooggeleerde Molengraaff mocht ik niet meer terugvinden als hoog
leeraar. Uwe belangstelling in het werk Uwer leedingen was echter geenszins
gedoofd! Ik hoop, dat U in dit proefschrift, dat handelt over een continent,
waaraan zoo'n belangrijk deel van Uw levenswerk was gewijd, iets van de obj ec
tiviteit moogt terugvinden, waarvan Uw gloedvolle colleges getuigden. Zoo
ik heb ervaren, dat de liefde en de bewondering voor de natuur stijgt bij een
begrijpend aanschouwen, zoo is het zaad daarvoor grootendeels door U gelegd.
Ook U, Hooggeleerde Brauwer mocht ik bij mijn terugkomst in Delft niet
meer aantreffen. Uw koel en nuchter oordeel heb ik mij vaak in herinnering
gebracht bij het overpeinzen van geologische problemen; Uw enthousiasme
en onvermoeid doorzettingsvermogen waren mij een aansporing op mijn geolo
gische tochten.
U, Hooggeleerde Grutterink dank ik voor Uw onderwijs en voor Uw bereid
willigheid, wanneer ik Uw hulp of advies inriep.
Uw onderwijs, Hooggeleerde van Nes en Caron heeft mij ten slotte tot inge
nieur gevormd. U beiden hebtop mij overgedragen den drang om moeilijk
heden, die de natuur ons in den weg legt, op economische wijze te over
wmnen.
Bij U, Hooggeachte Promotor Mekel, heb ik geen onderwijs genoten in den
engeren zin des woords, doch hoeveel heb ik van U geleerd in dezen tijd, dat
ik met U in aanraking kwam! Van Uw steun en medewerking kon ik steeds
verzekerd zijn en ondanks Uw druk bezette tijd waart U steeds tot hulp bereid.
Door Uw klaar en helder woord en Uw opbouwende kritiek hebt U, evenals
Professor Grondijs, bijzonder veel bijgedragen tot verheidering van dit ge
schrift en ik dank mijn beide Promotoren voor de even openhartige, als wel
willende wijze, waarop zij mij steeds hun oordeel te kennen gaven.
VI VOORWOORD
Met dit proefschrift wordt echter niet slechts mijn studietijd afgesloten. Het
is tevens een afscheid aan een betrekking, aan een vak, een land.
Het sluit een periode af, waarin ik onder Uw leiding, Hooggeachte Heer de
Greve, in dienst van de Centraal Afrikaansehe Exploratie Maatschappij zoo
buitengewoon prettig heb mogen werken. Van U kwam de eerste aansporing
om mijn werk in Uganda voor een dissertatie te benutten en van U kwam de
eerste steun, die daarvoor noodzakelijk was.
U, Hooggeachte Heer van den Broek, hebt mij alle steun en medewerking
doen geworden, die voor het volbrengen van dit werk noodzakelijk waren,
zoowel finantieel, als op andere wijze. Met buitengewone liberaliteit hebt U
mij toegestaan mijn gegevens te publiceeren en mij in staat gesteld deze met
gegevens van de Maatschappij tot een overzichtelijk geheel af te ronden. Uw
bereidwilligheid, wanneer ik Uw steun inriep, zal mij steeds in herinnering
blijven, doch bovenal zal ik de persoonlijke moeiten gedenken, die U zieh als
mijn vroegere Directeur hebt getroost, om mij in deze tijden weer een
betrekking te verschaffen.
U, Hooggeachte Heer van der Linden, dank ik voor Uw persoonlijke belang
stelling en Uw waarlijk vriendschappelijke raadgevingen.
Aan de ertsgeologie, zoowel als aan Afrika een laatst vaarwel. Het eerste
had mijn volle toewijding, en van Afrika, het land van vergezichten en kleuren,
en bovenal van het leven in Afrika, ben ik gaan houden, zooals een ieder,
die daar gewoond heeft.
Dat ik mijn herinneringen heb mogen uitstorten in dit boek en op deze wijze
van land en vak heb afscheid mogen nemen, maakt dit afscheid zeer veel
lichter.
Hen, die mij geholpen hebben tijdens het schrijven van dit proefschrift, heb
ik elders mijn dank gebracht. Hier moet ik nog gewagen van de belangstelling
van den Heer van Doorninck, met wien ik enkele malen op vruchtbare wijze
van gedachten mocht wisselen, en de prettige samenwerking met den Heer
Speyer in Aug.-Sept. 1930 te Kaina.
Het enthousia sme van mijn medewerkers, de Heeren Dosterehrist en
Provily, heb ik steeds op bijzonder hoogen prijs gesteld.
This book is dedica!ed
to my Wife,
my Comrade in Africa.
