Table Of ContentFELIX THIJSSEN
SCHADUWEN OP ARIES
Ruimteverkenner Mark Stevens
FONTEIN SF
HOOFDSTUK 1
Het kwam zonder waarschuwing; iets, een ondefinieerbaar alarmsignaal dat de
haren in zijn nek overeind zette. Mark Stevens hield de adem in en luisterde. Hij
zat op de middelste omloop van de stellage in de reusachtige hangar en tuurde
naar beneden. Achter zijn rug hing het schip als een reusachtige, sierlijke
duikboot verticaal in de steigers.
Hij had een of ander gerucht opgevangen dat er niet hoorde te zijn. Ergens
beneden, tussen de onafzienbare hoeveelheid materialen, gereedschappen,
meters en werktuigen die schijnbaar willekeurig langs de wanden van de hangar
stonden opgestapeld maar waarin iedere technicus die bij het project betrokken
was feilloos de weg wist. Het legertje technici was een half uur geleden
vertrokken, vermoeid na een lange dag van afbouwen, testen, controleren en nóg
eens testen. Morgen kwam er een nieuwe dag. Dan zou de Zwerver uit de takels
worden genomen en in horizontale stand gebracht; de stellage zou worden
afgebroken en twee dagen intensieve training in het inwendige van het schip
zouden aanvangen.
Mark leunde tegen het koele metaal van de scheepsromp en dacht na. Iedereen
was weggegaan. Hij was de enige die achterbleef, met goedvinden van
Kowalski. Terwind, de technisch directeur van het project, had een beetje
verbaasd gekeken toen hij zei dat hij nog wat wilde blijven en de boel wel zou
afsluiten bij zijn vertrek. Kowalski had onmiddellijk gezegd: 'Ik snap wat je
bedoelt, Neef. Maar blijf niet langer dan een half uur, anders vind je de hond in
de pot.' Zijn gekerfde kop onder de witte, borstelige kuif vertrok zich in een
bekende grimas. Mark was eerst die middag op de basis aangekomen. Was het
gek dat hij zich vertrouwd wilde maken met de aanblik van zijn eigen schip? Dat
hij de koelte van het stevige rompmateriaal wilde voelen, en de geur opsnuiven
van de vreemde instrumenten in het binnenste van de Zwerver? Was er nóg
iemand achtergebleven? Niemand had het recht bij het schip te zijn. Alleen de
man die er de tien lichtjaren naar Tau Ceti mee zou overbruggen. Hij, Mark
Stevens.
Een nieuw geluid. Het kwam van de andere kant, die hij niet kon overzien omdat
het schip in de weg stond. Iemand liet een stuk metaal vallen, of struikelde
ergens over. Mark streek over z'n stevige kin en kwam overeind door zich aan
een van de ronde, lichtmetalen spanten op te trekken. Hij sloop naar de bouwlift.
De open kooi gleed gehoorzaam omlaag langs de geleiders. Mark liep onder het
schip door en raapte onderweg een korte, stalen staaf op. Misschien was het
nodig iemand de hersens in te slaan. Niemand te zien. Achter dat rijtje
propaanflessen? De slangen, vier branders keurig naast elkaar gelegd. Mark liep
verder, speurend langs rekken met onderdelen. De hangar was te groot om in je
eentje te kunnen doorzoeken. Iedereen kon zich verborgen houden tussen de
chaotische hoeveelheid spullen. Verderop stonden reusachtige kisten met
voorraden en onderdelen die uit de RO 4, de Zwalker, waren gesloopt waarmee
Alan Barok zijn vergeefse reis had gemaakt. Mark klom er overheen, zoekend in
gaten en hoeken, en belandde weer in een andere ijzerwinkel. Hij struikelde over
een draad en klampte zich vast aan een werkbank. Iets kwam aansuizen en trof
hem hard op het achterhoofd. Mark's vingers verloren hun houvast en hij gleed
weg in inktzwarte duisternis.
Eeuwen later werd hij uit z'n slaap gerukt omdat iemand zijn schouder aanraakte.
De grimmige kop van Kowalski. Hij grijnsde, maar zijn donkere ogen onder de
zwarte wenkbrauwen die vreemd contrasteerden met zijn spierwitte kuif, stonden
waakzaam. 'Wat ben jij aan het uitspoken?'
'Ik . ..' Mark kwam overeind en betastte zijn hoofd. 'Iets raakte me hier ..
'Waar?'
De indringer. 'Joris...' Mark kwam bij z'n positieven. 'Ik zat op de stellage en
hoorde iets. Er kon niemand meer zijn, behalve ik. Toch hoorde ik iemand.'
Kowalski was onmiddellijk paraat. 'Waar?' "Hier in de buurt, dacht ik.' Ze keken
rond, en hielden hun adem in. Het was doodstil in de hangar. Het schip hing
roerloos in z'n takels. Onaangeraakt. Kowalski begon als een bezetene rond te
rennen. Hij haalde allerlei dingen overhoop en zocht op iedere plaats waar
iemand zich maar kon verschuilen.
'Niemand,' zei hij, toen hij terugkeerde op de plaats waar Mark was gevallen. 'En
als niemand jou heeft neergeslagen moet er iets anders gebeurd zijn.' Hij keek
achterdochtig rond.
'Ik bén neergeslagen, en ik hóórde geluid,' zei Mark koppig.
'Een of ander stuk metaal dat op de grond viel omdat ze het niet goed hadden
weggelegd,' zei Kowalski schouderophalend.
'Ik hoorde twee keer geluid.'
'Oké,' zei Kowalski, een beetje ongeduldig. 'Twéé stukken metaal dan,
enzovoorts.' 'En een los stuk metaal raakte me op m'n kop?' Kowalski keek rond
en grinnikte. 'Wat denk je hiervan?'
zei hij, en greep een staaldraad met een zware bal eraan, die een eindje boven de
grond zweefde. 'Dit hier is naar beneden gezwaaid. Het hoort bij dat toestel daar.
Ze meten er de spanning van metaalsoorten mee.' Mark haalde de schouders op.
'En dat is gaan rollen en ergens vanaf gevallen en naar mijn kop gezwaaid? Ik
weet het niet. . .'
'Kom op. We gaan eten. De anderen zullen wel ongerust zijn. Er kan op de hele
basis geen kip in of uit. Ik zal Huggins zeggen dat de waakzaamheid verscherpt
moet worden. Maar het idee dat er een indringer zou zijn is belachelijk.'
'Dat zal dan wel,' zei Mark. Zijn hoofd deed nog pijn. Wat deed hij ook in z'n
eentje bij het schip rond te hangen. Maar het was inderdaad een juweel, het
eerste schip dat met Krinstuwers was uitgerust en daardoor afstanden van
lichtjaren zou moeten terugbrengen tot overzichtelijke tijdschema's van dagen,
uren en minuten. En dat was hard nodig ook, want massa's tijd waren vergeefs
verstreken met wanhopige tochten naar de dichtstbijzijnde planeten en
sterrenstelsels. Drie verkenners waren in de afgelopen jaren verdwenen zonder
een spoor achter te laten. De vierde, Alan Barok, had in het gebied van Centauri
vastgesteld wat iedereen al vermoedde: de planeten die er waren bewogen zich
in krankzinnige banen rond de dubbelster waardoor onleefbare
temperatuurverschillen ontstonden. Barok was over zwarte, giftige werelden
geraasd en moest terugkeren omdat zijn hoofdstuwers defect raakten. Dankzij de
Krinstuwers konden ze nu verder gaan en waren de stelsels op tien en méér
lichtjaren afstand bereikbaar geworden. De Krinstuwers maakten een volledige
evacuatie in een tijdsbestek van tien jaar mogelijk.
Mark keek bij de uitgang om naar de Zwerver en zuchtte diep. De
verantwoordelijkheid beviel hem niet erg. Natuurlijk zouden er meer verkenners
in nieuwe schepen met het nieuwe systeem volgen. Maar hij was de eerste die
een echte kans maakte. Er was al zoveel tijd verloren gegaan. Na hem zouden
nieuwe Reizigers voor hun test moeten slagen. Hoe lang had het niet geduurd
alvorens hij begon te vermoeden dat zijn oriëntatiereis langs de geïsoleerde
stadsgewesten alleen maar een tést was, en dat hij het grote boerenbedrog, de
technieken waarmee de bevolking in sector Een in slaap werd gehouden, moest
ontmaskeren zonder paniek te veroorzaken? Mark rilde toen hij aan de
voetbalwedstrijden dacht, die voor stampvolle stadions wildenthousiast publiek
werden gespeeld zonder werkelijk gespeeld te worden. En hoe hij daarna nog
moest uitvinden waaróm die hele bevolking in slaap gehouden moest worden ...
Hij herinnerde zich, aan het slot van zijn test, de beelden die hij in het
observatorium had gezien van de naderbij snellende zon. Niet de zon, maar de
aarde was in beweging naar de zon, omdat de generaties vóór hen de dampkring
hadden verziekt, vernield, uiteengereten en verscheurd met onafzienbare stromen
vervuiling. En tijdens een videoconferentie met de drie presidenten van de
sectoren had de astronoom Benetti de dramatische mededeling gedaan, dat de
vroegere berekeningen herzien dienden te worden omdat de aarde zijn beweging
naar de zon versneld had. Nog slechts dertig jaar zou het duren alvorens de aarde
totaal onleefbaar zou zijn geworden. Minus de tien jaar die men nodig had voor
een volledige evacuatie naar een andere planeet, maakte dat er nog slechts
twintig jaren restten voor de verkenning in de ruimte.
'Mooie Zwerver,' zei hij zachtjes, zonder dat Kowalski het verstond. 'Jij gaat me
naar Tau Ceti brengen en verdomd: we zullen een plaats vinden.' 'Wat sta je daar
te mompelen,' zei Kowalski. 'Doe die deur dicht en kom mee. Morgen gaat-ie
horizontaal en dan kun je je erin uitleven. Maar intussen ook nog wat training,
Neefje. We maken nog een paar snelle rondgangen door het hele wapenarsenaal,
pakken nog een stormbaantje en leveren je woensdag zo fit als een hoen aan de
start af.'
'Soms zie ik er geweldig tegenop dat ik in m'n eentje omhoog moet, terwijl er
toch plaats is voor minstens zes man en méér voorraden dan ik ooit in een jaar
zal kunnen opeten en drinken,' zei Mark. 'Waarom luistert iedereen alleen maar
naar die verdomde Centrale Computer?' Kowalski keek Mark fronsend aan. 'Jij
weet best, knaapje, dat die computer niet zomaar een of andere machine is. Dat
zijn wij allemaal bij elkaar, plus alle andere menselijke breinen uit de drie
sectoren. Al onze bloedeigen kennis zit erin. Dus als die computer zegt: een
ruimteverkenner maakt de beste kans als hij zorgvuldig uitgeselecteerd is naar
die en die en die maatstaven, en als hij bovendien in z'n eentje reist, als de
computer dat zegt, dan zegt-ie dat namens ons allemaal. Is dat duidelijk of moet
Klunzige Kowalski er dat lijfelijk bij je instampen?' Mark grinnikte. 'Ik zou jou
bijvoorbeeld verdomd graag mee willen hebben,' zei hij.
'Breek me de bek niet open,' bromde Kowalski met afgewend gezicht. In de
afgesloten punt van de stervormige stad Bradin had Kowalski hem vagelijk
verteld over een of andere fysieke onvolmaaktheid die nooit aan de aandacht van
de meedogenloze computer zou ontsnappen en waardoor hij ongeschikt was als
ruimteverkenner. Het was een vreemde, verrassende man. Hij kon plotseling
vervuld raken van een raadselachtige weemoed en dan trok hij naar Benedenstad
om achter de vrouwen aan te zitten of een kroegje in elkaar te slaan, alleen maar
om die vreemde onrust kwijt te raken. Zijn voorouders moesten uit het Oostelijk
deel van de sector stammen en van hen had hij waarschijnlijk die merkwaardige
weemoed geërfd, en ook zijn flitsende reacties, die hem een ideaal leermeester
maakten. Mark had het optimale gebruik van alle soorten kleine en grote wapens
van hem geleerd en ook hoe hij zijn vuisten, voeten en hoofd moest hanteren.
Als Mark zich ooit in de meest vijandige, barbaarse wereld op de been zou
weten te houden dan zou dat voornamelijk dankzij de lessen van Joris Kowalski
zijn, realiseerde hij zich. Hij keek opzij naar het lelijke, gegroefde gezicht van
zijn mentor, gids, opvoeder en trainer. Vroeger, toen hij hem voor het eerst zag,
had hij gedacht dat Kowalski's gezicht overdekt was met scherpe littekens van
oude, raadselachtige gevechten. In een tweede fase had hij ontdekt, dat die
littekens niets dan diepe, vreemde groeven en lijnen waren en dat Kowalski van
binnen precies even vol met onverwachte dingen zat. En deze geweldige witte
reus zou ergens ongeschikt voor zijn? De computer was onverbiddelijk ...
'Als je bent uitgedroomd dan zou je die deur dicht kunnen doen en éindelijk mee
kunnen gaan naar het basisrestaurant waar het eten intussen ongeveer even koud
zal zijn geworden als dat spul in de Krinstuwer,' zei Kowalski. 'Of had meneer
CO/RP 8 nog andere filosofietjes in z'n bol?' 'Nee,' zei Mark. 'Alleen dreig ik het
op m'n zenuwen te krijgen als het nog lang duurt.' 'Meen je dat?' Kowalski keek
hem onderzoekend aan. 'Ach, nou ja . . . Nee, natuurlijk niet.' 'Je laat me
schrikken, Neef. Stel je voor dat je op het
laatste moment onevenwichtig begon te worden. En we hebben niemand die je
kan vervangen. Het kan maanden duren voor er weer een nieuwe Reiziger door
z'n test heen-komt. Ik mag er niet aan denken ...' 'Dan zou de computer ongelijk
krijgen,' zei Mark spottend. 'En dat kan immers niet? De computer is een heilige
koe.'
'Je wordt opstandig.'
'Dat zei de computer ook, geloof ik, in m'n persoonlijke dossier, is het niet? Ik
ben grenzeloos nieuwsgierig, neem geen genoegen met de eerste de beste
verklaring, koppig, doortastend en al dat fraais meer.'
'Een tikkeltje romantisch ook,' zei Kowalski. 'Zoals je hier in je eentje bij je
schip wilt zitten . . .' 'Nou,' zei Mark, ernstig wordend. 'Dat is toch niet zo gek. Ik
moet ermee de ruimte in, tenslotte. Ik maak me er zorgen over. Ik weet best dat
dit schip het summum is van alles wat er ooit op technisch gebied voor elkaar is
gebracht. Maar dat waren de vorige vier schepen óók. Ook al hadden ze de
Krinstuwer niet. Misschien lachen we over een jaar als we het woord Krinstuwer
horen. Misschien hebben ze dan het dematerialisatieprincipe helemaal onder de
knie.'
'Dat principe zit in principe in de Krinstuwer,' zei Kowalski. 'En je praat wartaal.
Natuurlijk waren de verkenners één, twee en drie het beste wat er toen was. En
het gaat bliksemsnel, dat zie je aan verkenner vier, die alweer stukken beter was
en naar Proxima Centauri kon.' Hij leunde tegen de deurpost. 'Je moet
vertrouwen hebben in deze RO 5 enzovoorts.'
'Maar niemand heeft mij kunnen vertellen waarom de eerste drie verkenners
ergens in de ruimte zijn verdwenen,' zei Mark, terwijl hij instemmend knikte.
'En of je nou Krinstuwers hebt of niet, het kan jou ook gebeuren,' zei Kowalski
weinig bemoedigend. 'Dat weet je. Je weet dat er in ons eigen melkwegstelsel
honderdmiljard sterren zijn en dat er nog eens een stuk of duizend van die
melkwegstelsels zijn. Dat betekent niet alleen dat er het zes-of zevenvoudige aan
planeten te vinden moet zijn, maar dat er een eindeloze hoeveelheid
mogelijkheden bestaat om de meest krankzinnige, ongehoorde,
onwaarschijnlijke en onmogelijke dingen te ontdekken, daarboven. Inclusief die
wezens met harige poten en zes tentakels op hun geschubde koppen.'
'Zolang ze maar geluiden voortbrengen die in mijn taaimachine passen,' zei
Mark lankmoedig. 'Daar past alles in dat op het principe van de herhaling is
gebaseerd. En dat is elke vorm van communicatie.' 'Daar zou ik niet zo zeker van
zijn, als ik jou was,' zei Mark. 'Die verloren verkenners zitten me toch nog
dwars.' Kowalski knikte. 'Heb je een sigaret voor me?' Mark reikte hem er een
aan.
'Wat die duizend maal honderdmiljard mogelijkheden betreft, wou ik alleen
maar zeggen dat we hier zinloos staan te kletsen,' zei Kowalski. 'Er is niets dat
wij hier op aarde kunnen bedenken zonder dat die oneindige ruimte daarboven er
een verrassend antwoord op heeft. Dus heeft het geen zin je hersens verder af te
pijnigen. We hebben gedaan wat we konden en het toppunt van ons vermogen zit
in dat ding daar.'
'De Zwerver is iets meer dan alleen maar een ding,' zei Mark.
Kowalski liet zijn ogen langs het slanke schip gaan. 'Het is een mooi stuk werk,'
zei hij tenslotte. 'En als de computer gelijk heeft ben jij een van die zeldzame
vogels die een dergelijke waanzinnige expeditie tot een goed eind kunnen
brengen. Doortastend, eigenwijs, en noem maar op.'
Mark stompte hem in z'n middenrif maar vond de bliksemsnel reagerende harde
vuist van Kowalski die de weg versperde.
'Geen trucjes meer, ouwe jongen,' zei Kowalski, terwijl hij een stap achteruit
deed om het logische vervolg van de aanval te onderscheppen. 'Die tijd is
voorbij. Ik wéét dat je het kunt. We gaan ons nu aan serieuzer zaken wijden. Er
staat nog van alles op het programma. Kom mee.' Ze verlieten de hangar en
sloten de deur zorgvuldig. Een elektronisch systeem nam de bewaking
automatisch over. Terwijl ze zich verwijderden, op weg naar het restaurant,
klonken er in de hangar, in een van de reusachtige bevoorradingskisten, nieuwe,
onbekende geluiden.
HOOFDSTUK 2
Mark wreef zich over het voorhoofd. 'Verdomd, Joris, die verschrikkelijke hitte.
Kun jij je herinneren dat het óóit zo warm was in de zomer, vroeger?' Kowalski
keek opzij naar de ragdunne, gazen stof van Mark's overhemd, dat half
openstond. 'Je bent anders luchtig genoeg gekleed en bovendien getraind op
wisselende temperaturen van X boven nul tot X onder nul.' Hij keek omhoog
naar het roerloze blad van een schrale, vergeelde berk. Tussen de zwarte haartjes
van zijn wenkbrauwen glinsterden zweetdruppels.
'Maar je hebt wel gelijk en het zal nog erger worden,' zei hij brommend. 'Nog
een geluk dat de hele basis is behandeld met dat spul, dat het stof bevriest.
Anders zouden er meters van het grondoppervlak opdwarrelen, gewichtloos stof,
zonder dat er een zuchtje wind aan te pas kwam, zó. ..' Hij maakte een pfft-
geluid en gebaarde loom met zijn handen. 'Je mag nog blij zijn dat je over een
paar dagen in de koele ruimte van je schip zit met een constante temperatuur om
je heen. Over tien jaar is het hier op moedertje aarde niet meer om uit te houden.'
'Het middaguur is het ergste,' zei Mark. 'Wie haalt het in z'n hoofd om een
videoconferentie te beleggen om twaalf uur 's middags?'
Kowalski vertrok z'n gezicht in wat voor een grappige uitdrukking moest
doorgaan. 'Hoe laat is het nu in sector Twee? En in sector Drie? Service van
ónze sector, Neef. Een en al armoe, als je het mij vraagt.' Ze betraden de ronde
conferentiezaal. Bij de ingang reikte iemand Mark een jack aan van het model,
dat hij als werkkleding in het schip zou dragen. Kowalski, die zich aan geen
enkele etiquette stoorde, liep zó in zijn overhemd naar binnen en posteerde zich
evenals de vorige keer in een stoel achter Mark. Naast hem zaten Benetti, de
astronoom, en professor Huggins, de projectleider, in smetteloze witte kostuums.
De conferentiezaal was aanzienlijk kleiner dan die op het projectterrein in
Bradin. In de wanden bevond zich slechts een vijftiental schermen, waarvan een
schijnbaar willekeurig drietal gelijktijdig oplichtte. Op het derde verscheen, over
een afstand van vele duizenden kilometers, haarscherp, het koele, cynische
gezicht van ingenieur Neward, de hoogste autoriteit van sector Drie, die
ondermeer de beide vroegere Amerika's, Canada en Australië omvatte. Het
zwarte gezicht van professor Hugo Batouba, president van de onmetelijke
Tweede sector met ondermeer Azië en Afrika, knikte hen toe vanaf het
middelste scherm. Het meest linkse werd bezet door de rode Angelsaks Steve
McDormitt, leider van hun eigen sector Een. Er waren ditmaal geen
vriendelijkheden en plichtplegingen zoals bij de eerste videoconferentie die
Mark in Bradin meemaakte. Neward, van sector Drie, richtte zijn sombere blik
op professor Huggins en zei: 'Ik heb al bij de afspraken over deze conferentie
meegedeeld dat ik absoluut het nut niet inzag van de aanwezigheid van de vijfde
verkenner, de heer Stevens. Ik geloof dat het hier om kwesties gaat die we
uitsluitend met de leiding van het RORP-project dienen te bespreken.' 'Neemt u
mij niet kwalijk, meneer,' kwam de heldere stem van professor Huggins. 'Wij
waren van mening dat het een kwestie betreft waarbij Mark Stevens rechtstreeks
betrokken is. En bovendien geldt op ons project de regel, dat niemand geheimen
achterhoudt voor de anderen. Alleen op die manier menen wij ons te kunnen
verzekeren van een loyale medewerking en een optimale feitenkennis.' 'Een regel
waar ik van harte mee instem,' zei McDormitt strijdlustig vanaf het linkse
scherm. 'Ik heb het altijd al dwaasheid gevonden,' bromde Neward. 'Maar goed,
als iedereen het dan béter meent te weten .. .' Mark bewoog onrustig in zijn stoel.
Hij voelde zich op een vervelende manier het middelpunt van een onenigheid die
over zijn hoofd heen werd uitgevochten. Moest hij iets zeggen?
'Ik . .. ik zal mij uiteraard terugtrekken wanneer een van u mijn aanwezigheid
ongewenst acht,' zei hij tenslotte, elk spoor van irritatie in zijn stem vermijdend.
Neward reageerde verrassend snel. 'Onzin,' zei hij kortaf. 'U zou toch later op de
hoogte worden gesteld en dus kunt u het evengoed dadelijk horen. Mijn kabinet
is van mening dat het RORP-project niet verder dient te worden uitgebouwd, en
ik deel die mening.' Huggins kwam half overeind uit zijn stoel. Zijn gezicht
drukte ongeloof en verbijstering uit. Maar McDormitt was hem voor. Zijn rode
hoofd wendde zich met een ruk naar het scherm van Neward en hij zei op
besliste toon: 'Wij in sector Een zijn nog lang niet aan een dergelijke conclusie
toe, Neward.'
'U bedoelt werkelijk stopzetten?' bracht professor Huggins eindelijk uit.
'Ik zei: niet verder uitbouwen,' zei Neward. 'Ik heb al gezegd dat ik de
aanwezigheid van de vijfde verkenner niet gewenst achtte. Ik heb er geen
behoefte aan onze jonge vriend te ontmoedigen.' Zijn scherpe blik hechtte zich
aan die van Mark, die doodsbleek op zijn stoel zat en Kowalski in zijn rug
hoorde ademen. Niet naar Tau Ceti? Neward vervolgde: 'We hebben er ettelijke
miljarden aan besteed en het RORP-project heeft absolute voorrang gehad. Maar
de resultaten zijn tot dusver nihil. Ik hoef u waarschijnlijk geen resumé van de
geschiedenis te geven. In de afgelopen vijf jaren zijn drie verkenners met hun
kostbare schepen spoorloos in de ruimte verdwenen en keerde een vierde
vleugellam terug uit het Centaurigebied zonder iets anders te ontdekken dan
giftige, onleefbare planeten. Wij beschikken over dezelfde gegevens als u en