Table Of ContentSamen werken aan perspectief
Samen werken aan perspectief
Een methode voor intensieve behandeling in de
residentiële jeugdzorg
Monique van de Mortel
Marije Valenkamp
Houten 2011
Samen werken aan perspectief
© 2011 Bohn Stafleu van Loghum, Houten
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b
Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augus-
tus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor
het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere
compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar moge-
lijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor
onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
De auteurs zijn Jeugdformaat, instelling voor jeugdhulpverlening in Haaglanden, zeer erken-
telijk voor het mede ontwikkelen van de oorspronkelijke versie van de in dit boek beschreven
methode.
ISBN 978 90 313 8577 5
NUR 847
Ontwerp omslag: Anita Amptmeijer, Agraphics design
Ontwerp binnenwerk: Houdbaar, Deventer
Bohn Stafleu van Loghum
Het Spoor 2
Postbus 246
3990 GA Houten
www.bsl.nl
Inhoud 5
Voorwoord 8
Inleiding 10
1 Definiëren van de doelgroep 14
1.1 Inleiding 14
1.2 Schets van de doelgroep 14
1.3 Indicaties en contra-indicaties 16
1.4 Kern van de hulpvraag 18
1.5 Behandeldoelen 19
2 Theorie en visie 22
2.1 Inleiding 22
2.2 Verklaringsmodel van de gedragsproblematiek 23
2.3 Theoretische modellen voor behandeling van de doelgroep 28
2.4 Visie op de behandeling 33
3 Opzet van het programma 36
3.1 Inleiding 36
3.2 Werkdoelen 38
3.3 Behandelfasen 39
3.4 Afsluiten van de behandeling 46
3.5 Behandelmodules 48
3.6 Hulpverleningsproces 49
3.7 Samenwerking intern en extern 50
4 Screening en diagnostiek 54
4.1 Plaatsing in een behandelgroep: screening 54
4.2 Startonderzoek jeugdige en gezin 56
4.3 Instrumenten tijdens het startonderzoek 61
6 Samen werken aan perspectief
5 Behandelgroep 64
5.1 Inleiding 64
5.2 Functies van de behandelgroep 65
5.3 Samenstelling van de groep 67
5.4 Groepsklimaat 68
5.5 Verhouding tussen groep en individu 83
5.6 Dagstructuur en -routine 86
5.7 Behandeling in fasen 86
6 Behandelingsmiddelen 98
6.1 Inleiding 98
6.2 Basiscommunicatie 99
6.3 Observeren 104
6.4 Competenties in kaart brengen 107
6.5 Beloningssysteem 114
6.6 Motiverende gesprekken 117
6.7 Mentorgesprekken 122
6.8 Individuele gesprekken 125
6.9 Groepsgesprekken 131
6.10 Gebruik van film in de groep 133
6.11 Sociale vaardigheden stimuleren 135
6.12 Agressieregulatievaardigheden stimuleren 139
6.13 Individueel agressiehanteringsplan 143
7 Modules en activiteiten buiten de groep 152
7.1 Inleiding 152
7.2 Trainingsmodules gericht op agressieve gedragsproblemen 152
7.3 Onderwijs 154
7.4 Vrijetijdsbesteding 155
8 Begeleiding van ouders 158
8.1 Inleiding 158
8.2 Werken met ouders 158
8.3 Behandeling van ouders in fasen en de rol van de ambulant hulpverlener 159
8.4 Attitude van de ambulant hulpverlener 166
Inhoud 7
9 Competenties van de medewerkers 168
9.1 Inleiding 168
9.2 Pedagogisch medewerkers 168
9.3 Ambulant hulpverleners 171
9.4 Leidinggevenden 171
9.5 Gedragswetenschappers 172
10 Ondersteuning en begeleiding van het team 174
10.1 Inleiding 174
10.2 Deskundigheidsbevordering 174
10.3 Besprekingen in het team 175
10.4 Individuele begeleiding 179
10.5 Achterwacht 179
10.6 Nazorg na incidenten 180
10.7 Deskundigheidsbevordering nieuwe medewerkers 180
11 Voorwaarden aan de gebouwen 182
11.1 Inleiding 182
11.2 Locatie 182
11.3 Architectuur 182
Bijlage 1 Te downloaden materiaal 186
Geraadpleegde literatuur 187
Over de auteurs 191
8 Samen werken aan perspectief
Voorwoord
De essentie van de residentie is waarschijnlijk een dak bieden aan en in het
verlengde daarvan perspectief ontwikkelen met kinderen, jeugdigen voor wie
‘onder één dak’ op andere plaatsen mislukten of zal mislukken.
August Aichhorn richtte in 1918 te Oberhollabrun en St. Andrea residenties,
behandelingshuizen op voor wat toen heette asociale jeugdigen (Aichhorn, 1961;
Aichhorn, 1967). De Eerste Wereldoorlog had zijn tol geëist en er leek weinig per-
spectief. Enkele decennia later, geïnspireerd door Aichhorn, startte het klinische
werk van Redl en Wineman, neergelegd in vele publicaties en in boeken met
pakkende titels, met name De behandeling van het agressieve kind en Kinderen die haten
(Redl & Wineman, 1963; Redl & Wineman, 1967). Redl en Wineman beschreven
doelgroep, vereist therapeutisch milieu, opgaven waarvoor volwassenen staan
en bovenal hoe interactie moet plaatsvinden. Zij werkten (mogelijk als een van
de eersten) helpende gesprekken uit.
In dit gedurfde boek presenteren Van de Mortel en Valenkamp een metho-
de voor intensieve behandeling van jeugdigen in de residentiële jeugdzorg voor
wie andersoortige hulp faalde of met zekerheid zal mislukken. Hun titel is pre-
tentieus: Samen werken – misschien niet voor niets niet aaneengeschreven – aan
perspectief. Zij plaatsen hun werk in het verlengde van dat van Redl en Wineman
(zie par. 2.2). Vervolgens wordt als voorbeeld vanuit dit voorwaardelijk kader
geformuleerd wat nodig is om met jeugdigen met complexe externaliserende
problematiek succesvol in de residentie te werken.
Wat karakteriseert de jeugdigen van Aichhorn, van Redl en Wineman
en van Van de Mortel en Valenkamp? Het zijn jeugdigen die jaar na jaar door de
volwassenen van deze wereld zijn teleurgesteld, die volwassenen niet hebben
leren ervaren of niet langer ervaren als verzorger, opvoeder, voogd en/of leraar.
Jeugdigen, hoewel pubers, die niet leven vanuit wat Erikson (1972) ‘identiteit’
noemde: een verleden om op terug te kijken, een heden om in te staan, op weg
naar een toekomst. Ze leven niet vooruitblikkend, afstemmend en plannend, en
het perspectief dat ze eventueel ontwikkelen is geen collectief en gedeeld, maar
een individueel gebeuren.
Aldus getypeerd ligt de vraag voor wat (toch weer) volwassenen deze jeug-
digen nog te bieden hebben. Valt het dikke dossier dat ten grondslag ligt aan het
heden ongedaan te maken, te neutraliseren? Is de problematiek van deze jeugdi-
gen op te lossen, te behandelen of zijn ze eigenlijk gehandicapt, moet uitgegaan
worden van blijvende beperkingen en van rehabilitatie?
In dit boek wordt gekozen voor beide, maar is behandeling (zie ook de
9
ondertitel) nog het uiteindelijke doel. Zo wordt de leefgroep niet opgevat als
een socialisatiemedium: de jeugdige is in de groep geplaatst, maar wordt zoveel
mogelijk individueel behandeld. Ook zijn de doelen bescheiden: het gaat niet
om thuis wonen of zelfstandig wonen, maar veeleer om begrenzing van grens-
overschrijdend en regeloverschrijdend gedrag, participeren in een dagbesteding
en het ontwikkelen van een perspectief. Met name hoofdstuk 6, waarin de
behandelingsmiddelen beschreven worden, is een zeer interessant hoofdstuk:
een kookboek volgens de auteurs. Toch vraag ik me af, vanuit het eerder beschre-
ven dilemma, of, om teleurstelling bij de jeugdigen (en de residentiële werkers)
te voorkomen niet veel meer dan tot nu toe is uitgewerkt, zou moeten worden
gestart vanuit een taxatie waardoor vaststaat wat het permanente tekort van de
jeugdige is en wat nog te leren, te ontwikkelen, toe te voegen is.
De behandelingsfasen, zoals Van de Mortel en Valenkamp die in hoofdstuk
3 hebben uitgewerkt, suggereren dat, vroeg of laat (jeugdigen mogen tot 1,5 jaar
in het project blijven), alle jeugdigen eenzelfde ontwikkelingstraject doorlopen.
Het is voor mij en de auteurs spannend wat in follow-uponderzoek gevonden
gaat worden. Verwacht mag worden dat er diversiteit zal zijn, dat voor een deel
van de jeugdigen de volgende stap een stap te moeilijk of te ver is. Als voorbeeld
wordt fase 3 getypeerd als een fase waarin inzicht in de relatie, in denkfouten
en gedrag zal gaan ontstaan. ‘Deze fase wordt afgesloten als de jeugdige en zijn
ouders begrijpen welk gedrag van hen door anderen als storend wordt ervaren en
wat de consequenties ervan zijn, hoe het negatieve gedrag ontstaat en in stand
wordt gehouden’ (par. 3.3). Ik betwijfel of alle jeugdigen (en hun ouders) in staat
zijn om naar inzicht toe te groeien, of (de aanzet tot) gedragsverandering bij een
deel niet ontstaat vanuit survival: gedrag zonder last meer gaan tonen, gedrag
met last gaan verminderen. Een tweede voorbeeld is dat wat binnen de relatie
van de jeugdige verwacht kan worden. In paragraaf 5.4 schetsen de auteurs onder
‘Basisacceptatie en affectneutraliteit’ uitstekend dat emotionele neutraliteit de
kern is om vorm te geven aan een functionele relatie met de jeugdige. Toch gokt
het fasemodel in fase 5 op positieve contacten met anderen, op de relatie. Ook in
deze fase wordt gesproken van meer bewust zijn van zichzelf, gaan begrijpen,
contact leggen met anderen en ervaren hoe dat overkomt bij anderen. Ik ben ervan
overtuigd dat dit gaat lukken, maar slechts bij een deel van de jeugdigen. Ik hoop
dan ook dat, gekoppeld aan evaluatieonderzoek, het model in de toekomst uitge-
breid gaat worden en er ook modellen, fasen ontwikkeld gaan worden waarbinnen
jeugdigen leren om niet emotioneel, maar instrumenteel en toch binnen de gren-
zen, binnen de regels te functioneren in de maatschappij.
Voor de werker in het residentiële veld van de jeugdzorg en de kinder- en
jeugdpsychiatrie is dit boek een must. Niet omdat het alle antwoorden geeft, maar
omdat het – misschien nog iets te voorzichtig – grenzen verlegt. Met name in de
voorbeelden en in de behandelingsmiddelen biedt het boek directe handvatten aan.
Prof. dr. F. Verheij, juli 2010
10 Samen werken aan perspectief
Inleiding
Een methode voor residentiële jeugdzorg
Instellingen voor residentiële jeugdzorg worden geconfronteerd met jeugdigen met een
verscheidenheid aan stoornissen, externaliserende en internaliserende gedragsproble-
men. Bij velen van hen is sprake van (kenmerken van) ADHD, hechtingsproblematiek,
(oppositioneel-opstandige) gedragsstoornissen, autisme, angstklachten, depressieve
klachten en/of agressief en zelfbeschadigend gedrag. Ook psychotische kenmerken kun-
nen aan de orde zijn. Veelal is sprake van bijkomende gezinsproblematiek. De aard en
veelzijdigheid van de problematiek en de druk die dit uitoefent op het gezin, maakt thuis
wonen (tijdelijk) niet mogelijk. Veel plaatsingen in de jeugdzorg zijn vrijwillig. Bij een
deel van de jeugdigen is sprake van een OTS en van een plaatsing in civielrechtelijk of
strafrechtelijk kader.
Bij plaatsing in de instelling is het perspectief van de jeugdige dikwijls onduide-
lijk. Kan de jeugdige weer thuis of zelfstandig wonen? Zijn de psychische problemen of de
gedragsproblemen te verhelpen of is het belangrijk de jeugdige te leren met zijn klachten
om te gaan? Welke vaardigheden heeft de jeugdige nodig om te kunnen functioneren in
de maatschappij en welke ontwikkelingen kunnen we van de jeugdige verwachten? Welke
vorm van dagbesteding past de jeugdige het best en hoe is de kans op het kunnen vasthou-
den van een vorm van dagbesteding te vergroten? Wat zijn realistische verwachtingen ten
aanzien van de rol van de ouders in het leven van de jeugdige? Als deze vragen verhelderd
zijn en ontwikkeling blijkt mogelijk, kan gericht worden gewerkt aan haalbare doelen.
Hiermee kan verder afglijden van de jeugdige naar maatschappelijk niet-geaccepteerd
gedrag of ernstig zelfbeschadigend gedrag worden voorkomen. Over het residentieel hulp-
aanbod dat beoogt zicht te krijgen op het perspectief van een jeugdige en dit perspectief
tracht te verbeteren gaat dit boek.
Van instellingen wordt verwacht dat zij gebruikmaken van een goed doordachte
werkwijze die wordt ondersteund door de meest actuele wetenschappelijke inzichten. De
methode dient vanuit deze inzichten een kader te bieden vanwaaruit behandelingsplan-
ning kan plaatsvinden. Tevens dient de methode concrete handelingsadviezen te geven
die in de alledaagse praktijk kunnen worden ingezet. In het recente literatuuraanbod
ontbreekt een beschrijving van een dergelijke residentiële methode voor de jeugdzorg.
Dit boek wil deze leemte opvullen en een kader bieden voor een residentieel behandelpro-
gramma binnen de jeugdzorg dat tot doel heeft het perspectief van een jeugdige te verhel-
deren en na te streven. Het boek gaat hierbij uit van drie kernthema’s die richting geven
aan het vormgeven van het programma: het werken aan perspectief, het doelgericht wer-
ken en het samenwerken met en ten behoeve van ouders en jeugdige door de verschillende
disciplines. Alleen wanneer een programma steunt op deze drie pijlers wordt duidelijk
M. van de Mortel, M. Valenkamp, Samen werken aan perspectief, DOI 10.1007/978-90-313-8578-2_1, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, Houten
11
waaraan wordt gewerkt, of dat haalbaar is en wat de weg is waarlangs dit wordt
nagestreefd.
Werken aan perspectief
Bij jeugdigen die in een instelling voor residentiële jeugdzorg verblijven is per
definitie sprake van ernstige problematiek. Jeugdigen kennen veel faalerva-
ringen, in bijvoorbeeld sociaal opzicht of op het gebied van onderwijs en werk.
Eerdere zorg is ontoereikend gebleken. In veel gevallen ontbreekt duidelijkheid
over de rol van ouders. Alleen door het aanbieden van passende hulp, op de ver-
schillende terreinen in het leven van de jeugdige, kan worden gewerkt aan het
verkrijgen van perspectief. Daarvoor is het allereerst nodig zicht te krijgen op de
wensen en mogelijkheden van jeugdige en ouders. Zo ontstaat een startpunt
vanwaaruit bekeken kan worden welke hulp ingezet dient te worden om de
situatie te optimaliseren. Het uiteindelijke doel van het verkrijgen van perspec-
tief is een volwaardige plaats in de samenleving voor de jeugdige.
Doelgericht werken
Om de kans op het verkrijgen van perspectief voor zowel jeugdige als ouders te
vergroten, is het van essentieel belang dat doelgericht gewerkt wordt. In doelge-
richt werken krijgt de behandeling vorm. Doelgericht werken betekent dat bij de
start van de zorg heldere en haalbare doelen worden geformuleerd op basis van de
hulpvraag en mogelijkheden van jeugdige en ouders. Gaandeweg het hulpverle-
ningsproces worden de doelen aangepast omdat eerdere doelen zijn bereikt of te
hoog gegrepen blijken. Het doelgericht werken geeft richting aan het dagelijks
handelen van zowel jeugdige, ouders als hulpverleners. De jeugdige weet waar
hij aan toe is, ouders weten waaraan gewerkt wordt en het werken met doelen
stuurt de handelingen van de hulpverleners. Dat wil zeggen dat de hulpverlener
hierdoor van alle handelingen weet welk doel zij dienen. Bovendien vergroot het
doelgericht werken, waarbij ook kleinere subdoelen op weg naar het einddoel
worden geformuleerd, de kans op tussentijdse en herhaalde succeservaringen.
Voor alle betrokkenen werkt dit motiverend.
Samenwerken met jeugdige en gezin
De methode gaat ervan uit dat samen met ouders en jeugdige gewerkt wordt aan
een re-integratie in de maatschappij van de jeugdige en aan heldere verhoudin-
gen in het gezin van herkomst. Om dat te bereiken werken hulpverleners vanuit
de diverse disciplines en vanuit verschillende instellingen samen met de cliënt.
Er wordt niet voor de cliënt gedacht, maar met de cliënt samengewerkt. Dat ver-
groot de kans op het welslagen van de behandeling.
Handelingsadviezen
De drie pijlers worden in dit boek uitgewerkt in concrete handelingsadviezen die
zijn gebaseerd op de recente literatuur over evidence-based werken in de jeugd-
Description:Samen werken aan perspectief beschrijft een praktisch bruikbare methode voor het werken met jeugdigen die opgenomen zijn in een behandelgroep en hun ouders. De methode is gebaseerd op de meest recente theoretische inzichten en op de inzichten van evidence-based werken in de jeugdzorg. Er zijn drie p