Table Of ContentZes jaar Argus
Vrijheidsbeperkende interventies in de GGz in 2012
en ontwikkelingen ten opzichte van voorgaande jaren
Wim Janssena , Eric Noorthoorna,b, Roland van de Sande e, Henk Nijmana, Annet Smitd,
Adriaan Hoogendoornc, Yolande Voskesf, Niels Mulder e
Guy Widdershovenf
Argus (Grieks: Argos) was een reus uit de Griekse mythologie die over zijn
gehele lichaam honderd ogen bezat, waarvan er nooit meer dan twee tegelijk
sliepen. Toen Zeus zijn oog op Io liet vallen, veranderde hij haar in een koe zodat
zijn vrouw Hera niets zou merken. Maar Hera had het door en vroeg Zeus haar
de koe cadeau te doen. Vervolgens gaf ze Argus de opdracht de koe "in het oog"
te houden, om zo Io bij Zeus weg te houden.
© Overname van gegevens kan alleen na overleg met de auteurs.
Mei 2014
aAltrecht Aventurijn, bGGNet, c GGZ inGeest, d ProCES,
e Parnassia Groep/ ESPRi, Erasmus MC en f VUmc
1
Inhoudsopgave
Samenvatting: Veel winst behaald, maar ook veel verschillen 4
Hoofdstuk 1. Inleiding en onderzoeksvragen 6
1.1 Inleiding 6
1.2 Centrale vragen in het rapport 7
1.3 Opzet rapport 8
Hoofdstuk 2. De argus gegevens, presentatie en vergelijking 10
2.1 Vrijheidsbeperkende interventies in Argus 10
2.2 Registratie eenheden in Argus 12
2.3 Presentatie eenheden in Argus 12
2.4 Landelijk casusregister Argus 13
2.5 Gewogen Benchmark 14
2.6 Determinanten 14
2.7 Methode en Materiaal 15
2.7.1 Data verzameling 15
2.7.2 Anonimiseren van patiëntgegevens 15
2.7.3 Onderzoekspopulatie 15
2.7.4 Betrouwbaarheid van de cijfers 16
Hoofdstuk 3. Longitudinale gegevens per GGZ instelling 18
3.1 Mediant GGZ Oost- en Midden Twente 18
3.2 Ggnet Warnsveld – Apeldoorn 22
3.3 GGZ inGeest 26
3.4 GGZ Friesland 29
3.5 Pro Persona 32
3.6 Vincent van Gogh 36
3.7 Mondriaan 40
3.8 Altrecht 44
3.9 GGZ Eindhoven 47
3.10 GGZ Oost Brabant 51
3.11 Emergis 54
3.12 GGZ Westelijk Noord- Brabant 57
3.13 GGZ Breburg 60
3.14 GGZ Rivierduinen 64
3.15 Yulius 67
3.16 Reinier van Arkel 70
3.17 GGZ Delfland 74
3.18 Arkin 77
3.19 Dimence 81
3.20 Parnassia Groep 84
3.21 Delta 88
3.22 Lentis 91
2
3.23 GGz Drenthe 93
3.24 GGZ Noord- holland Noord 96
3.25 UMC Utrecht 99
3.26 AMC 102
3.27 GGZ Centraal 104
Hoofdstuk 4 Psychiatrische Afdelingen in Algemene Ziekenhuizen en 108
klinische voorzieningen vanuit religieze grondslag
4.1 Inleiding 108
4.2 Regionale Centra voor de GGZ 109
4.3 PAAZ afdelingen en pshychiatrische universiteitskliniken 109
4.4 Diagnosen en kans op separatie 113
4.5 Samenvatting 114
Hoofdstuk 5 Uitkomsten Kinder- en Jeugd Psychiatrie 116
Hoofdstuk 6. De longitudinale gegevens over jaren vergeleken 120
6.1 Inleiding 120
6.2 Deelname aan de landelijke benchmark 120
6.3 Landelijke trends 120
6.4 Benchmark 123
6.4.1 Resultaten beleidsdoel GGZ Nederland 123
6.4.2 Separatieduur per 1000 opnameuren 125
6.4.3 Het aantal gestarte separaties per 1000 opnames 126
6.4.4 Benchmark afzonderingen 127
6.4.5 Benchmark insluitingen 129
6.5.6 Benchmark fixaties 130
6.4.7 Benchmark dwangmedicatie 131
6.4.8 Vrijheidsbeperkende interventies naar diagnose en afdeling 132
6.4.9 Langdurige separaties 134
Hoofdstuk 7. Beschouwing 136
7.1 Korte Samenvatting bevindingen 2011-2012 136
7.2 Beantwoording onderzoeksvragen 136
7.3 Beschouwing van de uitkomsten van 2012 137
7.4 Nederlandse cijfers in internationaal perspectief 138
7.5 Conclusies 139
Referenties 140
3
Samenvatting:
Veel winst behaald – maar ook veel verschillen
Dit rapport beschrijft de uitkomsten van een landelijke vergelijking van vrijheidsbeperkende
interventies in de Nederlandse GGz. De cijfers zijn door de instellingen aan het
Argusregister aangeleverd. Opdrachtgever voor deze vergelijking is GGZ Nederland.
Deelname aan het register was in 2012 een verplichting in het kader van het ontvangen van
stimuleringssubsidie ten behoeve van Dwangreductie van het NZA.
Centrale vragen in dit rapport zijn:
1. Wat zijn de ontwikkelingen in het aantal en de duur van vrijheidsbeperkende
interventies tussen 2008 en 2012?
2. Wat zijn de ontwikkelingen in langdurig toegepaste separaties tussen 2009 en
2012?
3. Wat zijn mogelijke verklaringen voor deze ontwikkelingen en is er sprake van
substitutie van separatie door andere interventies?
Vraag 1. De kans om bij een opname in de psychiatrie gesepareerd te worden is sinds 2008
met meer dan 50% afgenomen. Ook de duur per interventie is in de jaren dat deze
betrouwbaar werd gemeten met ongeveer 50% afgenomen. Minder patiënten worden
minder lang gesepareerd. Hoewel per jaar het streefgetal van 10% reductie door veel
instellingen niet is bereikt, is wel duidelijk dat er in de afgelopen 7 jaar veel verbetering is
opgetreden. Waar uit cijfers verzameld in 2002 naar voren kwam dat Nederland meer en
veel langer werd gesepareerd dan veel ons omringende landen, laat een vergelijking van de
bevindingen van 2012 zien dat de Nederlandse cijfers niet bijzonder afwijken van andere
landen in Europa.
Als 2011 met 2012 wordt vergeleken, is zonder correctie voor aantal en duur van de opnames
sprake van een toename 0.9% in aantal separaties en een afname van 5% in de duur van de
separaties. Gecorrigeerd voor het aantal opnames vond een reductie plaats van 10% in aantal
separaties en van 33% in aantal separatie uren.
Hoofdstuk 6 van dit rapport laat zien dat de inzet van overige interventies in 2012 ten
opzichte van 2011 sterk is afgenomen, meer dan in eerdere jaren. Het aantal
afzonderingsuren nam af met 25%, het aantal insluitingsuren met 15% en het aantal fixatie
uren met 55%. Dwangmedicatie nam qua aantal patiënten die het ondergingen met 30% toe,
maar qua aantal toepassingen onder verzet met 13% af. Er lijkt sprake van een concentratie
op drie typen interventies: separatie, manuele fixatie en dwangmedicatie. Afzondering,
insluiting en fixatie met banden worden steeds minder ingezet. Opvallend in de cijfers van
2012 zijn de grote verschillen tussen instellingen. Terwijl bij de ene instelling een op de 100
patiënten gesepareerd wordt, is dat bij de andere een op de vijf. Dit grote verschil is bij de
andere interventies eveneens zichtbaar. Dit betekent dat er instellingen zijn waar
vrijheidsbeperkende interventies nog zeer frequent worden ingezet, ook ruim boven
internationale cijfers. Bij anderen is dat veel minder.
4
Vraag 2. De cijfers over langdurige separaties laten een gestage daling zien tussen 2009 en
2011. In de verschillende categorieën is sprake van een vermindering tussen 25 en 50% over
2009-2010 en 2010-2011. Tussen 2011 en 2012 is geen verschil in het aantal langdurige
separaties. Opvallend is dat het aantal patiënten met een langdurige separatie in 2012
beduidend hoger dan het aantal patiënten dat door het CCE in behandeling is genomen.
Vraag 3. De meeste instellingen die in een eerder stadium dwangreductie hebben bereikt,
hebben deze ook weten vast te houden. Het aanpakken van dwangreductie vanuit alle lagen
van de organisatie lijkt daarin een belangrijke factor, naast het combineren van verscheidene
interventies, zoals het werken met ervaringsdeskundigen, ruimtelijke alternatieven, een op
een begeleiding, vroeg signalering en risicotaxatie en het toewerken naar een brede
invoering van de ingezette trend om te werken aan high en intensive care afdelingen.
Succesvolle instellingen worden gekenmerkt door continuïteit van beleid. Zij geven ruimte
aan initiatieven gericht op dwangreductie en bieden ondersteuning aan medewerkers om
zich op dit punt te ontwikkelen. Ze werken samen met onderzoeksinstellingen om de
projecten evalueren.
Bij de meeste instellingen ging een vermindering in separaties gepaard met een afname in de
overige interventies, inclusief dwangmedicatie. De sector lijkt te voldoen aan de eisen
geformuleerd in de brief van Minister Schippers van VWS, waarin zij stelt dat de afname in
separatie niet ten koste mag gaan van een toename in andere vrijheidsbeperkende
interventies, zoals insluiting of verstrekking van dwangmedicatie onder verzet. Om echter
op langere termijn heldere uitspraken over de substitutie van separatie door verstrekkingen
dwangmedicatie onder verzet te kunnen stellen, zullen meer gegevens verzameld moeten
worden.
5
Hoofdstuk 1 Inleiding en onderzoeksvragen
1.1 Inleiding
Het gebruik van vrijheidsbeperkende interventies in de Nederlandse GGZ-instellingen, zoals
separatie, afzondering en fixatie staat de laatste decennia ter discussie. Dat deze interventies
een therapeutisch effect zouden hebben is nooit bewezen (Sailas & Fenton, 2000). Het
gebruik van vrijheidsbeperkende interventies weerspiegelt een falen van het therapeutische
zorgaanbod (Steinert, 2011). Feitelijk zijn het interventies waarmee alleen controle op de
ernstig zieke patiënt uitgeoefend kan worden. Vanaf 1998 zijn er verschillende grootschalige
activiteiten en projecten geweest om het aantal en de duur van vrijheidsbeperkende
interventies terug te dringen. Er is een groeiend besef ontstaan dat het alleen laten van een
patiënt in een separeerkamer, afzonderingskamer of gefixeerd achterlaten op een bed niet
meer van deze tijd is. De huidige ambities van GGZ Nederland (GGZ Nederland 2012), de
ontwikkeling van de High Intensive Care (Van Mierlo e.a., 2013) en de recent gepubliceerde
bouwnormen GGZ (Van der Aalst, 2010; TNO, 2013). komen voort uit dit besef. De patiënt is
ernstig ziek en heeft intensieve begeleiding nodig. Opschaling van zorg en werken in (extra)
beveiligde ruimten moeten ervoor zorgen dat in de komende jaren het huidige aantal
vrijheidsbeperkende interventies tot nul gereduceerd worden.
Registratie van vrijheidsbeperkende interventies kent een korte geschiedenis. Vanaf 1884 zijn
pogingen ondernomen om het gebruik van vrijheidsbeperkende interventies in beeld te
brengen ten einde het gebruik ervan te reduceren (van de Klippe, 1986, Janssen, 2012), Dit
geschiedde met wisselend succes (Janssen, 2012). De projecten die in laatste decennia het
reduceren van vrijheidsbeperkende interventies tot doel hadden, hadden te maken met grote
beperkingen in de bestaande registraties (Janssen, et al. 2012). Effecten van deze projecten
waren daardoor nauwelijks meetbaar. Vanaf 2006 hebben vijf GGZ-instellingen in
samenwerking met GGZ Nederland en de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) Argus
vormgegeven (GGZ Nederland, 2010; Janssen et al., 2012). De inhoud van de Argus
registratie is door GGZ Nederland vastgesteld en verspreid onder lidinstellingen. Argus is
januari 2012 bij een ministeriële regeling verplicht gesteld voor alle GGZ-instellingen.
De focus bij Argus ligt bij het in kaart brengen van alle toegepaste vrijheidsbeperkende
interventies. Hiertoe zijn alle vrijheidsbeperkende interventies eenduidig gedefinieerd. Er is
een registratiesysteem opgezet dat eenvoudig in te vullen is, dat de praktijk van toegepaste
vrijheidsbeperkingen weerspiegelt en gevoelig is voor veranderingen door de tijd (Janssen et
al., 2012). Vervolgens kunnen de Argus gegevens gebruikt worden bij het evalueren van de
vrijheidsbeperkende interventies. Dit is volgens Huckshorn(2004) een belangrijke
voorwaarde om het gebruik van vrijheidsbeperkende interventies terug te dringen.
Dit rapport is de zesde in de rij van Argus rapportages die de afgelopen jaren geschreven
zijn. Deze rapporten richten zich op een eenduidige terugkoppeling van vrijheidsbeperkende
interventies aan de instellingen. Vervolgens geven de rapporten jaarlijks een overzicht van
de ontwikkelingen in de toepassing van de vrijheidsbeperkende interventies. Aanvankelijk
waren de rapporten een initiatief van de onderzoekers in samenwerking met acht GGZ
instellingen.
6
Vanaf 2010 werd de registratie van vrijheidsbeperkende interventies in de Argus registratie
methodiek en de levering van de gegevens aan het landelijk casusregister Argus een
voorwaarde voor subsidiëring door de Nederlandse Zorgautoriteiten (NZa) van dwang
reductie projecten. Onder invloed van deze ontwikkeling groeide jaarlijks het aantal GGZ
instellingen die in de Argusregistratie methodiek registreerde en hun gegevens beschikbaar
stelden. In dit rapport hebben dan ook 55 grote en kleine GGZ instellingen, PAAZ-en en
PUK’s een plek gekregen. Daarmee is dit ook het omvangrijkste rapport.
1.2 Centrale vragen in rapport
In 2004 was de ambitie van GGZ Nederland om separaties jaarlijks met 10% per jaar te
verminderen. Met deze ambitie is een aantal resultaten behaald. De Argusregistraties lieten
zien dat het aantal patiënten dat gesepareerd werd tussen 2009 en 2011 jaar met 11% jaarlijks
is gedaald. Ook daalde de duur van de separaties in de afgelopen twee jaar met ruim 10%
jaarlijks. In 2012 zijn een negental ambities geformuleerd met als speerpunten: geen eenzame
opsluiting, kennisontwikkeling, consultatie en meten is weten:
1. Eind 2012 heeft iedere instelling beleid ontwikkeld rondom dwangtoepassingen en
dit wordt aantoonbaar uitgevoerd, op gezette tijden geëvalueerd en zo nodig
bijgesteld, in overleg met de cliëntenraad en de OR.
2. Eind 2012 heeft elke instelling de beschikking over een extra beveiligde ruimte met
de mogelijkheid om direct face to face met een hulpverlener te spreken.
3. Eind 2012 is er een overzicht van het aantal instellingen met de beschikking over een
ICU, is er een veldnorm ontwikkeld voor deze ICU en is er een spreidingsmaat op
basis van de bevolkingspopulatie die noodzakelijk is voor een dekkend landelijk
netwerk van ICU’s.
4. Eind 2012 wordt elke dwangtoepassing aantoonbaar geëvalueerd met de patiënt, het
team en de instelling. De uitkomsten van deze evaluaties worden aantoonbaar
gebruikt voor aanpassing en verbetering van het beleid van de instelling.
5. Eind 2012 heeft bij elke dwangtoepassing langer dan een week een interne consultatie
plaatsgevonden en bij elke dwangtoepassing langer dan vier weken opschaling van
expertise.
6. Eind 2012 heeft elke instelling een programma voor scholing en deskundigheids-
bevordering gericht op het terugdringen van dwangtoepassingen. Deze scholing is
verplicht voor alle afdelingsmedewerkers die werken met onvrijwillige zorg.
7. De registratie van dwangtoepassingen wordt binnen de instellingen aantoonbaar
gerapporteerd en gebruikt om de eigen handelswijze te evalueren en bij te stellen.
8. Uiterlijk 1 juli 2012 registreren alle GGZ- instellingen vrijheidsbeperkende
maatregelen in de gehele instelling met behulp van de Argus dataset.
9. In 2012 wordt een landelijke database Argus ingericht; uiterlijk 1 januari 2013 leveren
alle instellingen de gegevens van de Argus registratie aan deze database.
De centrale vragen in dit rapport houden verband met de ambities, 5, 7, 8 en 9:
1. Wat zijn de ontwikkelingen in het aantal en de duur van vrijheidsbeperkende
interventies tussen 2008 en 2012?
2. Wat zijn de ontwikkelingen in langdurig toegepaste separaties tussen 2009 en 2012?
3. Wat zijn mogelijke verklaringen voor deze ontwikkelingen en is er sprake van
substitutie van separatie door andere interventies?
7
1.3 Opzet van het rapport
Hoofdstuk 2 beschrijft de Argus dataset en het landelijk casusregister Argus. Het gaat
vervolgens in op de wijze waarop arguscijfers worden berekend en gepresenteerd.
Hoofdstuk 3 gaat in op de ontwikkelingen in aantallen en duur van vrijheidsbeperkende
interventies in afzonderlijke instellingen. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van de
bevindingen van een jaar dwangreductie bij de PAAZ en PUK afdelingen. Hoofdstuk 5
bespreekt de bevindingen uit de Kinder- en Jeugdpsychiatrie. In hoofdstuk 6 worden de
cijfers van de instellingen in een vergelijkend perspectief geplaatst en wordt ingegaan op de
verschillen tussen de instellingen. Deze vergelijking is anoniem. Tevens beschrijft dit
hoofdstuk het risico op vrijheidsbeperkende interventies binnen diagnose groepen en
afdelingstype. Vervolgens wordt de incidentie van separaties over doelgroepen besproken
en wordt ingegaan op de incidentie van langdurige separaties. Hierin worden de cijfers van
de separaties gepresenteerd binnen de doelgroepen en de consultatie criteria zoals
beschreven zijn in trendrapportages ten behoeve van GGZ Nederland, het IGZ en het
ministerie van VWS. Hoofdstuk 7 bevat de discussie, conclusie en aanbevelingen.
8
9
Description:17 juni 2014 Tergooi ziekenhuizen. Hilversum. 15. 1. 2012. 1. 38. Kennemer Gasthuis.
Haarlem. 20. 1. 2012. 1. 39. Zaans Medisch centrum. Amstelveen. 20.