Table Of ContentRAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE
STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN
UITSPRAKEN WERKJAAR 2017
STUDIEBETWISTINGEN DEEL 6
Zitting van 22 november 2017
rolnummer 2017/535
rolnummer 2017/557
rolnummer 2017/559
rolnummer 2017/562
Zitting van 24 november 2017
rolnummer 2017/547
rolnummer 2017/548
rolnummer 2017/552
rolnummer 2017/558
rolnummer 2017/561
Zitting van 27 november 2017
rolnummer 2017/570
rolnummer 2017/577
rolnummer 2017/587
rolnummer 2017/588
rolnummer 2017/589
rolnummer 2017/598
rolnummer 2017/613
Zitting van 29 november 2017
rolnummer 2017/509
rolnummer 2017/564
rolnummer 2017/591
rolnummer 2017/607
Zitting van 1 december 2017
rolnummer 2017/571
rolnummer 2017/578
rolnummer 2017/580
rolnummer 2017/585
rolnummer 2017/590
rolnummer 2017/592
rolnummer 2017/595
Zitting van 11 december 2017
rolnummer 2017/640
rolnummer 2017/641
rolnummer 2017/655
Zitting van 18 december 2017
rolnummer 2017/541
rolnummer 2017/546
rolnummer 2017/628
rolnummer 2017/647
Zitting van 22 november 2017
Rolnr. 2017/535 – 4 december 2017
Arrest nr. 4.064 van 4 december 2017 in de zaak 2017/535
In zake: Ynés PEREZ GUIMARAY
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Elke Zelderloo
kantoor houdend te 1750 Lennik
Ninoofsesteenweg 219
Bij wie woonplaats wordt gekozen
Tegen: ERASMUSHOGESCHOOL BRUSSEL
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Stijn Butenaerts
kantoor houdend te 1080 Brussel
Leopold II-laan 180
Bij wie woonplaats wordt gekozen
I. Voorwerp van de vordering
Het beroep, ingesteld op 13 oktober 2017, strekt tot nietigverklaring van de beslissing van de
interne beroepsinstantie van 2 oktober 2017 waarbij het intern beroep van verzoekende partij
ontvankelijk, doch ongegrond werd verklaard.
II. Verloop van de rechtspleging
Verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend. Verzoekende partij heeft een
wederantwoordnota ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 22
november 2017.
Kamervoorzitter Bertel De Groote heeft verslag uitgebracht.
Verzoekster, advocaat Elke Zelderloo, die verschijnt voor de verzoekende partij, en
advocaat Valéry Schalenbourg, die loco advocaat Stijn Butenaerts verschijnt voor de
verwerende partij, zijn gehoord.
III. Feiten
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 2
Rolnr. 2017/535 – 4 december 2017
Verzoekende partij is in het academiejaar 2016-2017 ingeschreven in de opleiding ‘Bachelor
in de verpleegkunde’.
Voor het deelopleidingsonderdeel “Verpleegkundige diagnostiek bij een patiënt op IZ/spoed”
bekomt verzoekende partij een examencijfer van 6,13/20, zodat het opleidingsonderdeel
“Evidence based nursing van een patiënt in een acute zorgsituatie” hernomen moet worden.
Voor het deelopleidingsonderdeel “Vaardigheden OK” bekomt verzoekende partij een
examencijfer van 7/20, zodat het opleidingsonderdeel “Verpleegkundige vaardigheden”
hernomen moet worden.
Aan verzoekende partij wordt een volgende inschrijving ook geweigerd, wegens het niet
voldaan hebben aan de reeds opgelegde bindende voorwaarden.
Verzoekende partij stelde op datum van 20 september 2017 een intern beroep in bij de interne
beroepsinstantie van de onderwijsinstelling tegen de drie voormelde
studievoortgangsbeslissingen. Het beroep was ontvankelijk.
Bij beslissing van de departementale beroepscommissie op datum van 2 oktober 2017 werd
het intern beroep tegen de twee examenbeslissingen ongegrond verklaard.
De interne beroepsinstantie verduidelijkt vooreerst dat het curriculum van de opleiding
verpleegkunde gedurende de afgelopen academiejaren werd vernieuwd. Voor de studenten
werden er overgangsmaatregelen voorzien. Ze stelt vast dat de studente daarom niet werd
ingeschreven voor de opleidingsonderdelen “Toegepaste verpleegkunde 6” en “Toegepaste
verpleegkunde 7”. Deze twee opleidingsonderdelen zijn samen immers slechts 7 studiepunten
waard, terwijl de vroegere opleidingsonderdelen “Evidence based nursing van een patiënt in
een acute zorgsituatie” en “Verpleegkundige vaardigheden” samen 9 studiepunten tellen. De
interne beroepsinstantie merkt op dat de studente met het opnemen van de nieuwe
opleidingsonderdelen niet aan voldoende studiepunten kon komen om het diploma van
verpleegkundige te behalen. Ze verduidelijkt ook dat de studente al een aantal
deeloverdrachten had behaald, die op deze manier, zijnde de inschrijving voor de twee
opleidingsonderdelen uit het programma dat in afbouw is, behouden werden.
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 3
Rolnr. 2017/535 – 4 december 2017
Verder wijst de interne beroepsinstantie erop dat de eindscore voor beide
opleidingsonderdelen gemanipuleerd werd conform paragraaf 5 uit het departementaal
examenreglement. Ze merkt ten slotte op dat de studenten in het derde jaar verpleegkunde een
keuzestage van tweemaal 9 studiepunten kunnen kiezen. De studente koos in het academiejaar
2014-2015 voor een buitenlandse stage en ze verwierf hiervoor tweemaal 9 studiepunten.
Deze beslissing op intern beroep werd bij aangetekend schrijven van 4 oktober 2017 aan
verzoekende partij overgemaakt.
Bij beslissing van de interne beroepscommissie voor onderwijsaangelegenheden op datum
van 9 oktober 2017 werd het intern beroep tegen de maatregel van studievoortgangsbewaking
ongegrond verklaard.
Deze beslissing op intern beroep werd bij aangetekend schrijven van 9 oktober 2017 aan
verzoekende partij overgemaakt.
Bij aangetekend schrijven van 13 oktober 2017 diende verzoekende partij een verzoekschrift
in bij de Raad, gericht tegen de beslissing van de interne beroepsinstantie van 2 oktober 2017.
IV. Ontvankelijkheid
A. Tijdigheid
Standpunt van partijen
Verwerende partij merkt op dat het beroep voor de Raad is gericht tegen de beslissing van de
beroepscommissie (proces-verbaal d.d. 02/10/2017), die aan verzoekster werd toegezonden
bij aangetekend schrijven van 4 oktober 2017 en door haar werd ontvangen op 6 oktober
2017. Verwerende partij benadrukt dat beroepen voor de Raad krachtens artikel II. 294, §1,
1ste lid van de Codex Hoger Onderwijs moeten worden ingesteld binnen een vervaltermijn van
zeven kalenderdagen, die ingaat de dag na die van kennisgeving van de beslissing op intern
beroep. Artikel 102 van het algemeen onderwijsreglement brengt deze vervaltermijn en het
aanvangspunt nogmaals in herinnering.
Verwerende partij stipt aan dat de decreetgever uitdrukkelijk en omwille van diverse redenen
heeft besloten om de kennisgeving van de studievoortgangsbeslissingen sinds 1 oktober 2016
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 4
Rolnr. 2017/535 – 4 december 2017
als beginpunt van de beroepstermijn te nemen en niet langer de kennisname ervan, in ruil
waarvoor de beroepstermijn werd verlengd met twee kalenderdagen. Volgens verwerende
partij is het bij aangetekend schrijven van 13 oktober 2017 ingestelde beroep voor de Raad
dan ook laattijdig en niet ontvankelijk.
In haar wederantwoordnota stelt verzoekster dat het beroep aan haar werd toegezonden op 4
oktober 2017 en door haar werd ontvangen op 6 oktober 2017. Volgens haar diende het
beroep aangetekend te worden binnen een vervaltermijn van zeven kalenderdagen, ingaand op
de dag na die van de kennisname van voormelde beslissing. Vermits het aangetekend
schrijven van 13 oktober 2017 dateert, werd het beroep dus wel degelijk tijdig ingesteld.
Verzoekster wijst er verder op dat in de brief zelf wordt verwezen naar artikel 102 van het
algemeen onderwijsreglement 2016-2017, waarin deze bepaling uitdrukkelijk vermeld staat.
Ze stelt vast dat artikel II. 294, §1, 1ste lid Codex Hoger Onderwijs, waarnaar verwerende
partij verwijst, zelfs niet wordt aangehaald in de begeleidende brief waarin de
beroepsmogelijkheden worden vermeld. Bovendien is ook in het algemeen
onderwijsreglement 2016-2017 enkel sprake van kennisname en niet van kennisgeving in
deze context.
Beoordeling
De Raad stelt vast dat het dossier dat voorligt zowel de interne beroepsbeslissing van 2
oktober 2017, samen met de begeleidende brief van 4 oktober 2017, als het bewijs van
aangetekende zending bevat. De Raad heeft op basis hiervan kunnen vaststellen dat de
aangetekende zending op 5 oktober 2017 werd verzonden en dat deze op 6 oktober 2017 aan
huis werd afgeleverd. De beroepstermijn van zeven kalenderdagen begint dus te lopen op 7
oktober 2017. Dit is immers de dag die volgt op de kennisgeving (zijnde de eerste aanbieding
van de aangetekende zending op het adres van de bestemmeling door de postdiensten, wat in
casu gebeurde op 6 oktober 2017) van de interne beroepsbeslissing. Het beroep bij de Raad
dateert van 13 oktober 2017 en werd dus tijdig ingesteld.
B. Belang
Standpunt van partijen
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 5
Rolnr. 2017/535 – 4 december 2017
Verwerende partij betwist dat verzoekster zou beschikken over het rechtens vereiste belang
om de beslissing op intern beroep van 2 oktober 2017 van de departementale
beroepscommissie met betrekking tot de oorspronkelijke examenbeslissing te laten
vernietigen, omdat de beslissing op intern beroep van de interne beroepscommissie voor
onderwijsaangelegenheden van 9 oktober 2017 houdende de bevestiging van de maatregel van
studievoortgangsbewaking niet voor de Raad wordt aangevochten. Hierdoor is de opgelegde
maatregel van studievoortgangsbewaking definitief geworden. Verwerende partij merkt op
dat, zelfs indien huidig beroep voor de Raad ontvankelijk en gegrond zou worden verklaard,
zulks nooit tot het resultaat zal kunnen leiden dat verzoekster zich nog bij verwerende partij in
dezelfde opleiding kan inschrijven in het academiejaar 2017-2018. Volgens haar kan een
eventuele vernietiging van de voor de Raad aangevochten beslissing verzoekster geen
voordeel opleveren, zodat de vordering die daartoe strekt onontvankelijk is bij gebrek aan
belang.
In haar wederantwoordnota merkt verzoekster op dat bij de zaken die staan vermeld om een
beroep in te dienen bij de Raad niet wordt vermeld dat er een belang moet worden
aangetoond. Volgens haar beschikt zij bovendien sowieso inherent aan de zaak over belang:
zij heeft immers altijd een belang wanneer het om haar eigen examenresultaten gaat.
Verzoekster stipt aan dat het niet zo is omdat zij niet meer kan worden ingeschreven in het
academiejaar 2017-2018, zij in de toekomst geen nieuwe inschrijving kan overwegen.
Beoordeling
De Raad overweegt dat een student voor elk opleidingsonderdeel waarvoor hij als geslaagd
wordt verklaard en hij derhalve aantoont de betreffende leerresultaten te hebben verworven,
een creditbewijs verwerft. Het is onbeperkt geldig en kan mogelijk ook gevalideerd worden in
het kader van een andere opleiding via een vrijstellingsprocedure. Ingeval de student de
studiepunten verwerft, zal ook, los van het al dan niet behalen van het diploma, zijn ingezet
leerkrediet opnieuw toegevoegd worden aan zijn saldo. In het licht van deze overwegingen is
de Raad van oordeel dat verzoekende partij, niettegenstaande haar voor het academiejaar
2017-2018 een volgende inschrijving in dezelfde opleiding wordt geweigerd, wel degelijk het
juridisch vereiste belang heeft.
V. De middelen
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 6
Rolnr. 2017/535 – 4 december 2017
A. Enig middel
Uit het verzoekschrift kan worden opgemaakt dat de verzoekende partij zich in een enig
middel beroept op de schending van het patere legem-beginsel en het redelijkheidsbeginsel.
Standpunt van partijen
Verzoekster merkt op dat zij vorig jaar, op 26/09/2016, is gestart in de opleiding ‘Bachelor in
de verpleegkunde’. De vakken die nu deel uitmaken van het groter pakket “Toegepaste
verpleegkunde 6” en “Toegepaste verpleegkunde 7” werden nu apart onderwezen en er werd
aan die vakken een aparte puntenscore toegekend. Verzoekster benadrukt dat zij een aantal
vakken binnen het huidige pakket “Toegepaste verpleegkunde 6” en “Toegepaste
verpleegkunde 7” met succes heeft beëindigd in het academiejaar 2015-2016.
Verzoekster stelt dat er een foutieve puntentelling is gebeurd, waardoor zij als score ‘niet-
geslaagd’ kreeg. Door die foutieve puntentelling kon zij bovendien nooit aan het te behalen
resultaat geraken. Verzoekster stelt vast dat die punten niet zijn meegeteld in de nieuwe
samenstelling van het pakket “Toegepaste verpleegkunde 6” en “Toegepaste verpleegkunde
7”, waardoor zij een aantal punten misloopt. Volgens haar dienden de cijfers mee te zijn
opgenomen in de berekening van het totaal, zodat zij een ander resultaat had bekomen.
Daarnaast benadrukt verzoekster dat zij haar stage voor verpleegkundige – nu “Toegepaste
verpleegkunde 7” – met succes heeft afgerond in Spanje. Zij kreeg hiervoor meer
studiepunten dan nodig was, omdat zij deze stage op universitair niveau heeft volbracht.
Volgens haar toont dit aan dat zij het wel degelijk onder de knie heeft.
Verder stipt verzoekster aan dat in de beslissing van de interne beroepscommissie nog altijd
niet wordt vermeld welke onderdelen wel en niet gekend moesten zijn voor “Toegepaste
verpleegkunde 6” en “Toegepaste verpleegkunde 7”. Zij merkt ook op dat één van haar
medestudenten beweert de 24 Spaanse universitaire studiepunten wel volledig te hebben
ontvangen, terwijl zij hiervoor slechts 18 punten heeft ontvangen. Verzoekster wijst er ook op
dat het afnemen van het woordenboek van alle buitenlandse studenten voor haar heeft geleid
tot een verlies van studiekansen en punten. Zij stelt ten slotte dat zij in deze situatie op een
wachtlijst dreigt te komen, omdat zij haar eerste jaar in twee schooljaren heeft gedaan, omdat
zij toen de Nederlandse taal nog niet voldoende machtig was.
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 7
Description:Moest deze angst en wanhoop er niet zijn geweest, dan ben ik er vrijwel . combineren van medicatie tegen ADHD en tegen angst is problematisch