Table Of ContentGewaagde onderneming
Overvallen door een storm
Josje Maas
Eindelijk deed de boot weer wat hij wilde. Met een trots gevoel omdat hij dit
probleem goed op had gelost, ging hij weer achter het roer staan en keek uit
over de zee. Frankrijk was het einddoel en dan niet suf over de rivieren achter
de andere boten aanvaren zoals ze vorig jaar gedaan hadden. Nee, zij namen de
route via de Noordzee. Langs de kust, om België heen en zo naar Frankrijk.
Onderweg was het plan verschillende havens aan te doen en daar wat rond te
kijken. Sven had geen vastomlijnd plan. Ze zouden wel zien waar ze terecht
kwamen.
Het jongetje dat op de onderzoeksbank zat, nam haar helemaal in beslag. Hij had
meer hulp nodig dan zij hem hier op de camping kon bieden. Hij moest naar het
ziekenhuis, maar daardoor zou wel de vakantie van het hele gezin op losse
schroeven komen te staan. Een andere keuze had ze echter niet. Ze draaide zich
om naar de moeder.
“Ik hoor een lichte ruis aan de rechterkant van zijn hart,” begon Monique Faber.
“Wat betekent dat?” vroeg de moeder van Davey angstig.
“Het hoeft niets ernstigs te zijn, maar gezien de rest van de symptomen moet u
rekening houden met een hartafwijking. Ik kan en wil hier geen uitspraak over
doen. Hier moet echt een cardioloog naar kijken.”
De vrouw sloeg haar armen om de driejarige Davey heen. Tranen verschenen in
haar ogen.
“Een hartafwijking…” stamelde ze. “Kan dat zomaar? Zo plotseling?”
Monique haalde berustend haar schouders op. “Het heeft er waarschijnlijk altijd
al gezeten, maar komt nu pas aan het licht. Voordien zal er nooit iets geweest
zijn, wat aanleiding gaf tot verder onderzoek. Ik raad u wel aan om een bezoek
niet uit te stellen. De cardioloog zal Davey waarschijnlijk een paar dagen ter
observatie willen houden. Houdt u daar rekening mee.” Ze ging aan haar bureau
zitten en begon een briefje te tikken voor de cardioloog van het ziekenhuis in
Sondijk. Even later rolde het uit de printer. Ze ondertekende het, stopte het in
een envelop en gaf het aan de vrouw.
“U mag direct naar de EHBO van het ziekenhuis. Neem een pyjama en dat soort
dingen voor Davey mee. Heeft u familie of vrienden hier op de camping, die de
andere kinderen onder hun hoede kunnen nemen? Het zou jammer zijn als u op
stel en sprong de vakantie af moest breken.”
“Mijn schoonouders zijn hier ook. We hebben samen een huisje gehuurd. Zij
passen wel op de tweeling zolang het nodig is.”
passen wel op de tweeling zolang het nodig is.”
Monique legde even haar hand op de arm van de vrouw.
“Het recreatieteam is ook aanwezig. Zij kunnen de kinderen een paar uurtjes per
dag bezig houden zodat je ouders af en toe even op adem kunnen komen. Of als
ze ook naar het ziekenhuis willen. Aan alles is een mouw te passen. Maak
gebruik van de hulp die we je kunnen geven en aarzel niet om langs te komen als
je ergens mee zit.”
“Dank u, dokter,” mompelde de vrouw. Ze tilde het kind van de onderzoeksbank
af en ging naar buiten.
Bas Duinhoven, de assistent van Monique, sloot de deur achter haar.
“Dat is balen voor die mensen,” vond hij. “Hopelijk valt het mee voor dat
jochie.”
“Het was niet zomaar een ruisje, Bas. Ik begrijp werkelijk niet waarom er nog
niemand aan een aangeboren hartafwijking heeft gedacht,” vertrouwde Monique
hem toe.
“Je denkt aan een ernstige hartafwijking?”
Monique haalde wederom haar schouders op en schudde het hoofd.
“Hoe ernstig het is, weet ik niet. Ik durfde het niet tegen Daveys moeder te
zeggen, maar een gaatje in het tussenschot van zijn hart zou me niets verbazen.
Of een hartklep die niet goed functioneert. Zoals ik al zei heb ik er te weinig
ervaring mee om hier een oordeel over te geven. Laten we hopen dat het
meevalt.”
Bas ging terug naar de wachtkamer om de gegevens van de patiënten die
binnenkwamen te noteren.
Monique maakte een aantekening voor zichzelf dat ze de cardioloog straks
moest bellen. Ze wilde graag weten wat hij van Davey vond. Daarna riep ze de
volgende patiënt binnen. Ondanks het feit dat iedereen hier vakantie kwam
vieren, gebeurden er nogal wat ongelukjes, buiten de gewone ziektes die iemand
kon treffen. Het varieerde van glas in de voeten, tot hechtingen in de kin of het
hoofd omdat iemand gevallen was. Van astmatische aanvallen tot
alcoholvergiftigingen en zelfs hartklachten. Dat laatste gebeurde gelukkig niet al
te vaak. Zelfs bijna verdrinkingsgevallen waren niet vreemd, al kreeg ze die
gelukkig niet wekelijks. Mensen konden zo onvoorzichtig zijn als ze met
vakantie waren. Waanden zich opeens heel wat omdat het één keer lukte op een
surfplank te blijven staan, om vervolgens te vergeten dat die plank behoorlijk
hard was als je hem tegen je aan kreeg. Een moment van oplettendheid kon je in
het gunstigste geval een flinke bult opleveren, maar ook een gat in je hoofd, of
zelfs een gebroken been.
“En dit touw hier?” vroeg Brit. “Wat moet ik daar mee?”
“Dat moet je laten liggen, dat is om het grootzeil mee vast te zetten,”
antwoordde Sven op ietwat geïrriteerde toon. Hij veegde met zijn bovenarm het
zweet van zijn voorhoofd en draaide zo snel mogelijk het grote zeil om te
voorkomen dat ze de verkeerde kant op zouden varen. De wind was plotseling
op gaan steken. Misschien was het toch niet zo’n goed idee geweest om het grote
zeil te hijsen. Volgens het boekje kon het best, als je een goede zeiler was.
Eindelijk deed de boot weer wat hij wilde. Met een trots gevoel, omdat hij dit
probleem goed op had gelost, ging hij weer achter het roer staan en keek uit over
de zee die voor hem lag. Frankrijk was het einddoel, en dan niet suf over de
rivieren achter de andere boten aanvaren zoals ze vorig jaar gedaan hadden. Nee,
zij namen de route via de Noordzee. Langs de kust, om België heen en zo naar
Frankrijk. Onderweg was het plan verschillende havens aan te doen en daar wat
rond te kijken. Sven had geen vastomlijnd plan. Niet een speciale
eindbestemming. Ze zouden wel zien waar ze terecht kwamen. De boot was voor
een maand gehuurd, dat moest voldoende zijn om een beetje te spelevaren tussen
Friesland, hun vertrekpunt, en Frankrijk.
Vorig jaar had hij gesproken met een paar zeilers die dezelfde tocht langs de kust
jaarlijks maakten. Als je een beetje lef had, was het een schitterende tocht over
zee, hadden ze hem voorgespiegeld. Ze hadden hem voor vol aan gezien, voor
een ervaren zeiler, dat had hem gesterkt in zijn voornemen om dit jaar het ruime
sop te kiezen.
“Het is op zee toch heel anders varen dan op de rivier,” waagde Brit en ze keek
haar man zijdelings aan.
“Dat is het zeker, daarom doen we dit ook. Al die sluizen die je anders steeds in
en uit moet varen. Daar hoeven we nu geen rekening mee te houden. We zijn
vrijer zo, Brit. We hoeven niet met sluizen rekening te houden, niet per se door
te varen naar de volgende ligplaats. Als we zin hebben gooien we het anker
gewoon ergens uit en blijven daar liggen, of we laten ons een beetje meevoeren
op de golven.”
Brit keek Sven verwonderd aan.
“Weet je zeker dat dat mag? Hier varen de zeeschepen, die containerschepen,
weet je wel. Die hebben vaste routes. Stel je voor dat je precies op die vaarroutes
terecht komt als je de boot zomaar wat laat drijven. Of we drijven totaal de
verkeerde kant op.”
“Mens, durf eens iets anders te doen. Spring eens uit de band. Wat kan er nou
gebeuren op zee? Het is hier niet zo dat je in een file terecht komt.”
Daar had Brit toch een enigszins ander idee over. Ook op zee golden
verkeersregels. Bepaalde zones waren verboden gebied voor zeilboten, zoveel
verkeersregels. Bepaalde zones waren verboden gebied voor zeilboten, zoveel
wist ze wel. En die regel was vast niet ingesteld om zeilers te pesten. Veel liever
had ze net als vorig jaar over de rivieren gevaren. Daar zag je nog eens iemand.
De haventjes waren gezellig, evenals de sluizen, waar je vaak dezelfde mensen
tegenkwam, die net als zij een langere tocht maakten. Vriendschappen
ontstonden gemakkelijk in de sluizen, waar de wachttijden vaak lang waren.
Gezellige avondjes in de havens, barbecuen aan de kant, of bij elkaar op de boot.
Wie kwam je hier op zee tegen? Niemand toch? Alleen in de havens waar Sven
aan wilde leggen. Als hij dat al deed. Ze hadden voldoende proviand bij zich om
twee weken op zee te blijven. Ze hoopte toch maar dat hij dat niet van plan was.
Twee lange, eenzame weken op zee was misschien het ultieme idee over
vakantie van Sven, zij zag toch liever wat meer dan water, water en nog eens
water.
Bart bekeek kritisch de plek die ze toegewezen hadden gekregen.
“Is het niet wat klein?” meende hij.
“Ben je gek,” lachte Lizzy, “zo groot is onze tent nu ook weer niet. Wacht maar
tot hij staat, dan pas zie je wat een zee aan ruimte we nog over hebben.” Ze
begon de auto uit te laden. Hun tassen met kleding en eten naast de heg van het
stukje dat de komende twee weken hun terrein zou zijn. De tentzak en de
kampeerspullen aan de andere kant.
Bart hielp ook mee, waarna hij de auto terugbracht naar het parkeerterrein aan
het begin van de camping. Nog zo’n stomme regel. De auto moest kilometers
verderop blijven staan. Wat betekende dat ze steeds een flink eind moesten lopen
voordat ze daadwerkelijk iets konden gaan doen.
Met zijn handen in zijn zakken en sceptisch om zich heen kijkend, liep hij terug
naar het plekje waar Lizzy hun tent aan het opzetten was. Of zou ze wachten tot
hij terug was? Vast niet. Ze had het al talloze keren alleen gedaan, waarom nu
dus niet? Veel liever had hij weer een hotelletje geboekt aan de Italiaanse kust
zoals vorige zomer. Maar nee, Lizzy wilde met alle geweld gaan kamperen in
eigen land. Er was schitterend weer voorspeld voor de komende tijd. Waarom
dan bijna twee dagen lang in een bloedhete auto gaan zitten om urenlang in de
file te staan, tezamen met nog duizenden anderen? Lizzy meende dat ze toch één
keer vakantie in eigen land moesten houden. Hier had je ook een strand, zee en
zon. Prima, maar waarom dan niet in een luxueus hotel?
Soms snapte hij zijn vriendin niet. Het leek wel alsof ze zich steeds meer af ging
zetten tegen alle dingen die ze zich nu konden veroorloven. De tijd van
schrapen, passen en meten was voorbij. Barts bedrijfje had een grote sprong
vooruit gemaakt. Ze hadden best veel geld te besteden. Waarom dat dan niet
vooruit gemaakt. Ze hadden best veel geld te besteden. Waarom dat dan niet
laten rollen? Of was ze stiekem jaloers omdat haar inkomen, anders dan een paar
jaar geleden, nu het laagst was? Toen was zij de hoofdkostwinner geweest, maar
nu was hij haar voorbij gestreefd en leek haar salaris een zakcentje, vergeleken
met dat van hem.
Hij passeerde de receptie en keek bewonderd door het grote raam naar de blonde
tweeling die daar de baas was. Leuke meiden. Ze hadden plezier in hun werk,
dat was wel duidelijk. Het was nog altijd druk bij de receptie met gasten die
aankwamen. Daarachter stond een gebouwtje met een groot rood kruis erop. De
eerstehulppost van de camping. Triest dat die hier ook nodig was. Sommige
mensen waren toch ook knap stom. Wie had er nu een dokter nodig op vakantie?
Hier werkte vast zo’n tweederangs arts die uit zijn praktijk gezet was vanwege
wanbeleid, of erger nog, drankmisbruik. Door zo iemand wilde je toch niet
geholpen worden?
Monique Faber was onwetend van de kritische gedachten van de voorbij lopende
man, voor zover ze hem al gezien had. Ze keek dan wel naar buiten, maar haar
gedachten waren niet echt bij de man die de eerstehulppost passeerde.
“Marinka, ben je er nu weer?” begroette ze een meisje van een jaar of veertien
dat binnenkwam. Ze was alleen, want inmiddels kende ze de weg naar de
hulppost nu wel.
Als antwoord stak ze een hand op, waar Monique de middelvinger op wel heel
vreemde wijze uit zag steken.
“Laat maar eens zien.” De vinger was ontwricht en stond in een vreemde hoek
ten opzichte van de rest van de vingers. “Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?”
“Een bal verkeerd opgevangen bij het volleyen,” antwoordde Marinka laconiek.
“Wil je een verdoving?”
“Nee, zet hem zo maar terug op zijn plaats.” Marinka nam plaats in een stoel en
draaide haar hoofd weg zodat ze niet zou zien wat de dokter deed.
Monique trok het kootje van de vinger met een snelle beweging weer terug op
zijn plaats. Het meisje liet even een korte kreet horen, maar daarna keek ze
opgelucht naar het resultaat.
“Ik tape je vinger vast aan een andere, dan krijgt het gewricht even rust. Die
ongelukjes gebeuren te vaak, Marinka, dat ben je toch met me eens? Ik zie je nu
al voor de derde keer deze week. Je gewrichten hebben een te grote laxiteit en
dan heb ik het over àl je gewrichten.”
“Ik weet het, dokter, maar ik zou niet weten wat ik eraan moet doen. Ik knak ook
steeds door mijn enkels als ik op het strand loop. En mijn schouder is uit de kom
geraakt toen iemand tegen me aan rende bij het voetballen. Ik kan toch moeilijk
stil op een stoel gaan zitten, of mezelf in een harnas hijsen zodat alles stijf blijft
staan!”
staan!”
“Dat is zeker geen oplossing. Het is belangrijk dat je blijft sporten om je spieren
sterk te houden, maar je moet wel een beetje op letten wàt je doet. Als je weet
dat je gewrichten snel luxeren, of subluxeren moet je daar rekening mee leren
houden. Door die luxaties beschadigen je gewrichten sneller. Wat zei de
reumatoloog?”
Marinka had haar al verteld dat ze onder behandeling van een reumatoloog was.
Ze had het hypermobiliteitssyndroom.
“Niets aan te doen. Zwemmen is heel goed voor me en hij zei ook iets over
contactsporten,” gaf Marinka toe.
“Dat dacht ik al wel. Voor jou geen voetbal of volleybal meer, niet rennen op het
strand of op ongelijke grond. Het is hard voor een sportief meisje van jouw
leeftijd, maar als je er nu geen rekening mee houdt, heb je straks als je ouder
bent, nog veel meer klachten. Zwemmen mag, daarmee train je al je spieren. Ik
geloof dat er deze week een zwemwedstrijd is. Niets voor jou?”
“Een zwemwedstrijd! Ja, leuk, dat lijkt me wel wat. Toch niet in het kleine
zwembad op de camping?” bedacht ze opeens.
“Nee, in het open water. In zee dus. Onder begeleiding uiteraard. We willen niet
dat de sporters verdrinken. Je zwemt naar een platvorm dat in zee wordt gelegd.
Kijk maar eens bij de receptie. Pam heeft er vast nog wel een folder over.”
Marinka kreeg haast.
“Bedankt, dokter, ik ga snel kijken.”
“Mooi, zorg maar dat je niets meer ontwricht.” Ze keek het meisje met een
glimlach op haar gezicht na. Marinka zou ongetwijfeld nog voor veel moeilijke
keuzes in haar leven komen te staan door die hypermobiliteit, toch zocht ze
steeds een andere weg om te compenseren wat ze niet meer kon. Een hele
positieve instelling. Daar mochten best meer mensen mee gezegend zijn.
Lizzy had de grote koepeltent inderdaad al opgezet toen Bart terugkwam. Het
voordeel van de moderne tenten was dat ze gemakkelijk op te zetten waren.
“Hoi, hang jij de slaapcabine even op in de tent?” Ze rechtte haar rug en veegde
het zweet van haar voorhoofd. “Het grondzeil ligt er al. Dan zet ik de keuken op
en kunnen we koffie zetten zo meteen.”
Bart deed wat Lizzy vroeg en worstelde met de haken. Het leek zo eenvoudig als
zijn vriendin het deed. Zo moeilijk moest het toch niet zijn om een slaapcabine
op te hangen in een tent? Eindelijk had hij het voor elkaar en hing het ding. De
twee luchtbedden waren zo opgepompt, ondertussen verspreidde zich de
heerlijke geur van verse koffie.
Lizzy klapte de stoeltjes en het tafeltje uit.
Lizzy klapte de stoeltjes en het tafeltje uit.
“De koffie is klaar.”
Bart plofte op een stoeltje neer en keek met kritische blik naar de andere tenten
op het veld. Allerlei verschillende soorten waren vertegenwoordigd, van
vouwwagens tot koepeltenten, shelters en schaapskooimodellen. Veel van de
kampeerders waren net als zij vandaag pas aangekomen. Na gedane arbeid
genoten ze even van het heerlijke weer en zaten voor de tent uit te rusten. Wat
mensen bezielden om met zijn allen op een grasveldje te gaan kamperen? Je
moest telkens kilometers lopen naar het toiletgebouw. Zelfs het water moest van
ver komen. Er was geen internetverbinding, sterker nog, er was niet eens stroom.
Nog zoiets! Dat had Lizzy niet gewild. Het kleine koelkastje dat ze bij zich
hadden, werkte op gas.
Naast hen was een jong gezin neergestreken. Een kleine jongen en een meisje
liepen af en aan te sjouwen met een grote bal en speelgoed. Fijn, dat troffen zij
dan weer. Wedden dat die kinderen bij nacht en ontij al wakker waren en de hele
boel bij elkaar brulden? Zaten zij de hele dag met dat gejengel opgescheept!
Lizzy kwam uit de tent, haar gezicht lichtte op bij het zien van de kinderen. Op
een of andere manier leken kinderen altijd te zien dat Lizzy in hen geïnteresseerd
was, wat er steevast op uitdraaide dat ze fungeerde als een soort speel-oppas-
juffrouw. Ook dat was een reden dat hij een hekel had aan campings, zeker aan
familiecampings zoals deze.
“Hallo, hoe heet jij?” vroeg Lizzy aan het jochie. Hij keek haar aan met grote,
bruine pretogen. Ouder dan een jaar of twee kon hij niet zijn, schatte ze. En zijn
zusje was een jaar of vier. Het tegenbeeld van haar blonde broertje, met lang
donker haar, dat in twee staartjes was gescheiden.
“Ikke ben Jepper,” lispelde het jongetje.
“Hij heet Jesper,” vertaalde zijn zusje. “Ik ben Megan. Hoe heet jij?”
“Mijn naam is Lizzy. Wat een mooie namen hebben jullie.”
“En hij?” Jesper wees naar Bart die alles met een sceptische blik volgde.
“Dat is Bart.”
“Is hij boos?” wilde Megan weten. Ze keek met argwaan naar de man bij de tent.
Lizzy lachte zacht en keek even naar haar vriend.
“Nee, Bart is niet boos.”
“Megan, Jesper, kom eens terug naar onze tent,” klonk de stem van een vrouw.
Een jonge vrouw die overduidelijk zwanger was, kwam naar de kinderen
toegelopen.
“Ze zijn niet vervelend, hoor,” begon Lizzy. “Ze hebben zich zelfs netjes
voorgesteld. Ik ben Lizzy en dat is mijn vriend Bart.”
“Hai, Margo Lederman. De kinderen ken je dus al. Mijn man John is druk bezig
met de luchtbedden van de kinderen.” Ze stak haar hand uit naar Lizzy.