Table Of ContentDOCUMENT RESUME
FL 023 014
ED 397 627
Smeyers, Paul, Ed.; And Others
AUTHOR
Pedagogisch Tijdschrift (Journal of Pedagogy),
TITLE
1994.
Faculteit dek Psychologie en Pedagogische
INSTITUTION
Wetenschappen, Leuven (Belgium).
ISSN-01665855
REPORT NO
94
PUB DATE
19
472p.; For 1993 issues, see FL 023 012. Volume
NOTE
Number 6 is actually numbers 5/6).
Collected Works - Serials (022)
PUB TYPE
Dutch
LANGUAGE
Pedagogisch Tijdschrift; v19 v1-6 Jan-Dec 1994
JOURNAL CIT
MF01/PC19 Plus Postage.
EDRS PRICE
Foreign
*Classroom Environment; Elementary Education;
DESCRIPTORS
Countries; Foreign Policy; *Professional Development;
Questionnaires; Reading Comprehension; Sex
Differences; *Teaching Methods
*International Trends
IDENTIFIERS
ABSTRACT
This 6-issue, complete year of a Belgian-Dutch
pedagogical subjects, some
collaboration offers complete articles on
Dutch-language
with an English-language summary; reviews of new
journals. Articles
books; and titles from related Dutch-language
Pedagogy" (P. Smeyers);
include: "On the Policies of the Journal of
Questionnaire on
"Pedagogic Commentary" (W. Wijnen); "Harter's
(J. H. A. van Rossum,
Perceived Competence: A Dutch Language Version"
the AVMB (General Preparation
A. Vermeer); Basic Characteristics of
(J. Visser, R. van den Berg,
for Society and Career) Learning Route"
Luhmanns and Schorrs
E. Roelofs); "System Theory and Education. On
"Effects of Class
'Pedagogical Question'" (R. Vanderstraeten);
Students for
Composition" (A. de Vries); "Separating and Mixing
Composition and Schooi
Learning" (Y. Dar, N. Resh); "Cognitive Class
(A. de Vries, H. Guldemond);
Careers in Continuing Instruction"
in Reading
"Method and Group Effects on Learning Processes
"Effects of Class
Comprehension" (T. Mooij, P. van den Eeden);
Mathematics" (J. Terwel, P.
Composition and Instruction Quality in
Comments In Response to Research
van den Eeden); "What Did They Say?
Peschar); "Mature Citizens: a
in Class and Group Composition" (J. L.
M. J. Langeveld"
Cultural-Historical Orientation of the Pedagogy of
(D. Beijaard, J. J.
(I. Weijers); "Teacher Professionalism Revisited"
Relation to
Peters); "Attachment Representation in Educators in
of their Own
Attachment Style, Temperament, and Remembrance
M. H. van
Education" (M. A. de Haas, M. J. Bakermans-Kranenburg,
National Teachers
Ijzendoorn); "'Teaching Girls To Educate Girls': A
between Professionalism and
College as Exponent of the Relationship
Essen); "Stadium Theory in Musical
Gender in Dutch Education" (M. van
Research" (G. Snik, W.
Development" (C. Koopman); "Basic Pedagogical
(P.
"The Educator after Post Modernism"
van Haaften, A. Tellings);
and the
Smeyers); "Workplace Conditions in Elementary Schools
(M. Clement; K. Staessens; R.
Professional Development of Teachers"
Isolation
Vandenberghe); "The Task-specific Character of Professional
Brabander, J. Imants);
in Elementary School" (I. Bakkenes, K. de
(J. Sayer); Methodology of
"Political Control and Prcfessionality"
Teaching" (S. Janssens); "Reassessment
the Education to Professicnal
Assignment" (C. Klaasens); and
of Professionality and Pedagogical
Ground" (G.
"Without a Ladder, but with Both Feet on the
Kelchtermans). (NAV)
t
tfamst-
FL
EDUCATION
U S DEPARTMENT OF
and Improvement
orfc. of Educational Resew?,
"PERMISSION TO REPRODUCE THIS
INFORMATION
EDUCATIONAL RESOURCES
MATERIAL HAS BEEN GRANTED BY
CENTER (ERIC)
reproduced as
This document has been
organization
received Irom the person or
originating it
sf,
made to
O Minor changes have been
quality
improve reproduction
stated in this
Points of view or opinions
represent
TO THE EDUCATIONAL RESOURCES
document do not necessarily
cticial OERI position or policy
INFORMATION CENTER (ERIC)"
4-)
In dit nummer
Over het beleid 1
P. Smeyers
Van de redactie 3
J. Terwel
Pedagogisch commentaar
W. Wijnen
naar waargenomen
Harter's
vragenlijet
van Rossum & A. Vermeer
competende: Een Nederlandstalige versie 9
Vormingskenmerken van de leerweg
J. Visser, R. van den Berg & E. Roelofs
AVMB 31
Besprekingsartikel: Systeemtheorie en opvoe-
R. Vanderstraeten
ding. Over Luhmanns en Schorrs "Fragen an
die Piidagogik" 51
Uit de boekenwereld 69
Uit andere tUdschriften 87
Over het beleid van het Pedagogisch Tijdschrift 1994
Blij en met zekere trots kijkt de Redactie terug op 1993, op de 18de jaargang van
Pedagogisch 71frischnft.
Nadat de exploitatieproblemen eerder reeds konden worden opgelost, de verschillende
instanties die een subsidie verleenden bij dit standpunt blijven, nadat het aantal abonnees
zich stabiliseerde, kon nog meer dan volrheen aandacht gegeven worden aan de kwaliteit
pagina's gepubliceerd.
van de periodiek. En dat gebeurde ook. Opnieuw werden 432
Enkelen nit de Redactie waren daarenboven betrokken bij een Speciaal Nummer van
240 pagina's, ''Opvoeding, democratie en nationalisme", dat de referaten van de Zesde
te Leuven doorging) bundelt. Het nummer dat
landekke pedagogendag (die ditmaal
toegestuurd were aan de instituutsabonnees kan nog steeds besteld worden op het
Redactiebureau en kost 55 f of 1000 Bfr, verzendingskosten inbegrepen.
Wat het redactionele beleid voor de jaargang 19 (1994) betreft, blijft de koers ongewijzigd
gehandhaafd en gericht op het behoud van een boge wetenschappelijke kwaliteit. Naast
artikelen zal men er de vertrouwde rubrieken in kunnen aantreffen.
De succesvolle rubriek Pedagogisch Commentaar wordt verder gezet. In plaats van
verschillende commentatoren verkoos de redactie voortaan een gastcommentator voor
verschijnen dan 3 of 4 commenta-
een volledige jaargang te vragen. Van zijn of haar hand
ren in een volume.
De Redactie is bijzonder verheugd dat zij voor 1994 prof. dr. W.I-LF.W. Wijnen hiertoe
bereid vond. Hij is hoogleraar Ontwikkeling en Onderzoek van het Hoger Onderwijs
Visitatiecommissie Pedagogiek
aan de R.U. Limburg. Hij was onder meer lid van de
belangwekkend rapport
en Onderwijskunde in 1992-1993 en auteur van een recent
ter verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs.
Opnieuw werden twee themanummers gepland. Nummer twee van deze jaargang brengt
artikelen samen rond "Effecten van klasse- en groepscompositie op de leerresultaten
vijf gaat in op de proble-
en de schoolloopbanen in het funderend onderwijs" en nummer
matiek vhn de "Professionalisering van het lerarenberoep".
Ook voor een latere jaargang werd reeds een themanummer gepland dat zal handelen
over "Koloniale opvoeding en onderwijs".
De Redactie wordt in 1994 versterkt. Omwille van hun bijzondere deskundigheid op
het vlak van de orthopedagogiek respectievelijk sociale pedagogiek treden prof. dr.
AJJ.M. Ruijssenaars (R.U.Leiden) en prof. dr. Danny Wildemeersch (K.U.Leuven)
tot de Redactie toe.
Nog steeds aan dezelfde prijs zal de nieuwe jaargang, 432 pagina's groot, het beste
trachten te brengen van wat er op de markt van de academische pedagogiek voorradig
is. Meteen een uitnodiging aan de vele Nederlandstalige collega's, in Vlaanderen en
Nederland, om ono overvloedig hun beste kopij toe te sturen.
2
Over het Weld
Hier zoals elders is het immers de verscheidenheid die behaagt. Pedagogisch Tijdschrift
1,0 immers die periodiek blijven die het volledige bereik van de veischillende subdiscipli-
nes die zich met opvoeding en onderwijs bezig houden, aan bod brengt. En uit die
subdisciplines wil het voor hun beoefenaars, maar ook voor anderen, het boeiendste,
meest inspirerende en kwalitatief meest hoogstaande brengen. Werk aan de winkel
dus.
Prof. dr. Paul Smeyers
Voorzitter van de Redactie
5
Van de redactie
centrale
Pedagogen hebben als vanouds de vraag gesteld naar het fenomeen opvoeden. De
andere vraag: hoe kan opvoeding
vraag hierbij is: wat is opvoeden? Er is echter nog een
warden gerealiseerd? Beide vragen zijn belangrijk maar de vraag naar het hoe is door
de pedagogen vaak ontweken. Diepzinnige betogen zijn er ged aan de fenomenologische
analyse van het verschijnsel opvoeding, maar als het gaat om de simpele vraag hoe
opvoeding tot stand kan warden gebracht blijft het vaak stil in de pedagogische provincie.
beeld, maar
Deze provocerende voorstelling van zaken geeft wellicht een vertekend
zoals gesteld
vormt een uitstekend vertrekpunt voor een reeks "Fragen an die Fadagogik"
door Luhmann en Schorr. Zij stellen indringende vragen en maken scherpe analyses.
besprekingsarael
Deze warden door Vanderstraeten op heldere wijze beschreven in het
Systeemtheorie en opvoedingstheorie
van deze aflevering van Pedagogisch Tijdschrift.
hebben elkaar wat te bieden. Lubmann en Schorr toetsen hun algemene systeemtheorie
spiegel voorgehouden. Het
aan het verschijnsel opvoeding en de pedagogen wordt een
artikel is am verschillende redenen interessant. Ten eerste omdat de systeemtheorie
boeiende wijze aan de orde komen. Ten
en de centrale vragen voor de pedagagiek op
duidelijk
tweede omdat de theoretische en praktische relevantie van de systeembenadering
wordt aangetoond.
begrijpen.
De pedagogiek is er altijd vanuit gegaan dat leraar en leerling elkaar kunnen
Maar de leraar kan zijn leerlingen pas begrijpen als hij leerlingen continu observeert
Hoe kan men verwachten
en op basis daarvan acties onderneemt en hypothesen toetst.
als hij zelf
dat de leraar iets begrijpt van het klassegebeuren en van zijn leerlingen
gedwongen is tot een voortdurende zelfactiviteit? Hier zien we zo'n indringende vraag
'onverstaanbaarheid' is al wel eerder door
aan de pedagogiek. Het verschijnsel van
pedagogen en didactici onderkend, bijvoorbeeld in het werk van de wiskunde-didacticus
in beeld te
Van Hiele, maar de systeemtheorie maakt het mogeijk nieuwe factoren
thema
brengen die de 'kloof van onverstaanbaarheid' kunnen verhelderen. Ook het
'differentiatie in het onderwijs' komt in de systeemtheorie van Luhmann en Schorr
in een geheel nieuw denkkader te staan. Het in de tijd structureren en sequenteren
leerlingen die op bepaalde tijdstippen
van de leerstof vereist een homogenisering van de
in
met bepaalde programma's moeten beginnen: het leerstofjaarklassensysteem
systeemtheoretische termen verklaardl
In
Het eerste artikel gaat over Harter's vragenlijst naar waargenomen competentie.
reeks
dit artikel beschrijven van Rossum en Vermeer de uitkomsten van een
onderzoekingen naar de bctrouwbaarheid en validiteit van deze vragenlijst. Het betreft
competentie.
de inschatting van de leerling van zijn eigen cognitieve, sociale en motorische
versie
In het artikel ligt het accent op de motorische competentie. De Nederlandse
het onderzoek naar de schaal
van de vragenlijst van Harter blijkt betrouwbaar, maar
Flier komen, methodologisch en
voor de metarische competentie roept twijfel op.
theoretisch gezien, interessante problemen naar voren. Kernprobleem is dat op grond
worden bepaald. De leerling meet zich
van de antwoorden ge :n absolute score kan
4
Van de redactie
vergelijken met andere leerlingen.
Leerlingen kunnen daarbij
verschillende
referentiegroepen voor ogen hebben. Nader onderzoek is volgens de auteurs geindiceerd.
We nicht kan men in vervolgonderzoek vruchtbaar gebruik maken van de normatieve
referentiegroep-theorie en van de comparatieve referentiegroep-theorie. Mogelijk kan
daarbij gebruik worden gemaakt van meer geavanceerde analyse- methoden, zoals
multilevel-analyse, om het kernprobleem van de vergelijking met medeleerlingen beter
in kaart te brengen. Als de referentiegroep van een individuele leerling kan worden
vastgesteld is het mogelijk het 'effect' vim de referentiegroep te isoleren van individuele
'effecten'. Zo kan via variantiesplitsing op groepsniveau en individueel niveau een
beter inzicht worden bereikt.
Het tweede artikel (van Visser, van den Berg en Roelofs), betreft de vormgevingskenmer-
ken van de leerweg AMVB. Het betreft een leerweg voor LBO-IBO leerlingen gericht
op eenvoudige dienstverlenende beroepen. De kenmerken worden door de leraren,
schoolleiders en coördinatoren belangrijk gevonden en in redelijke mate toegepast.
De resultaten zijn evenwel gebaseerd op percepties van leerkrachten enz. terwij1 de
mate van toepassing niet is bepaald. We nicht is het interessant om in een vervolgonder-
zoek de mate van toepassing van de kenmerken te meten via een perceptievragenlijst
voor de leerlingen.
Jan Terwel
Pedagogisch commentaar
Van onderwijsprogramma's naar studieprogramma's?
Uitspraken of passages in geschreven teksten kunnen wel eens aanleiding zijn om op een
Daarbij staat het
andere manier te gaan lalken naar een allang bekende werkelijkhekl.
eenzefde effect
natuuriijk allenninst vast, dat eenzefde uitspraak of passage bij iedereen
mij betreft - het volgende
teweeg brengt. Tot die blik-vermimende uitspraken behoort - wat
dat nou? Docenten
citaat 'Ons onderwijs functioneert misschien niet zo goed. Hoe komt
Dat is juist:
doen over het algemeen hun best om zo goed rnogelijk onderwijs te gevett.
of zsj wel het juiste doen. 1k
wat ze doen, doen ze meestal goe4 maar het is de vraag
de taak van docenten
bedoel daannee aan te geven dat eigenlsjk niet het geven van onderwijs
inrichten, zij moeten
is, maar het doen leren van de studenten. Zij moeten geen onderwijs
het één niet een gevolg
he leren van de studenten imichten. Maakt het dan verschil, is
niet helemaal" (Crombag 1981).
van het antler? lk denk van nie4 althans
is dan het doen
De vraag, of het doen geven van onderwijs door docenten iets anders
dat het
leren van studenten, is in dit verband wel een heel centrale. De veronderstelling
de studenten wordt in de ons bekende
geven van onderwijs de basis is voor het leren van
daaront
ondenvijsrealiteit nogal eens gezien als een vanzelfsprekendheid en vooral ook
vmagteken
is het uitdagend, wanneer er achter een dergelijke vanzelfsprekendheid eens een
wordt gezet.
Ondenvijspogramma's
wordt
Onderwijsprogramma's hebben veelal de vorm gekregen van lesroosters, waarin
verzorgd door de docenten en welke
aangegeven, welke lessen op welk moment worden
lessen door de
leerlingen geacht warden de betreffende lessen te volgen. Het geven van
goede typering
docenten en het volgen van die lessen door leerlingen en studenten lijkt een
Hierbij word: dan vemndersteld, dat het geven
voor het begrip onderwijsprogramma's.
het leren van de leerlingen
van lessen door docenten een wezenlijke bijdrage vomst voor
magteken
of studenten en het is juist deze veronderstelling die door Crombag (1981) van een
wordt voorzien. Is dat terecht?
studenten veelal plaats
Het lijkt onmiskenbaqr, dat de eigenlijke studie van leerlingen en
proefwerken of tentamina
vindt in de avonduren, gedurende de weekends en wanneer
effect van het
in aantocht zijn. Blijkbaar gebeurt het leren niet als een vanzelfsprekend
constateren, dat de aandacht van leerlingen
geven van lessen. Ook kan men nogal eens
6
Pcdagogisch Comment:tar
en studenten voor de inhoud van lessen en colleges niet overdreven intensief is. Ook hieruit
zou men mogen afleiden, dat een centrale plaats voor les of college zichzelf niet opdringt.
Wanneer we lesroosters mogen zien als een goede typering voor onderwijsprogramma's,
dan kan daaruit worden afgelei4 dat onderwijsprogramma's niet bijzonder flexibel zijn,
omdat het volgen van lessen in stake mate plaats- en tijdgebonden is, hetgeen voor fleribiliteit
niet bevorderlijk is.
Kentnerkend voor studieprogranuna's zou moeten zijn, dat vooral de studieactiviteiten
van de leerlingen of studenten op de agenda worden geplaatst. In een studteprogramma
.
won* vastgekg4 wat leerlingen of studenten geacht worden te doen. Daarbij is het allerminst
noodzakelijk, dat dat studieprogrammavoor alle leedingen of studenten uit eenzelfde
groep
hetzelfde zou moeten zijn. Leerlingen en studenten verschillen immers van elkaar
- in
motivatie, aanleg belangstelling en
- en bij het inric.hten van studiepmgramma's zou
daannee rekening gehouden kunnen worden. Een gelijke aandacht van alle leerlingen
voor de verschillende vakken is wellicht voor het bereiken van optimale leerresultaten niet
functioneel.
Het benadrukken var de noodzaak tot het inrichten van studieprogramma's maakt het
mogeltjk rekening te houden met verschillen tussen leerlingen
- wat gekend is hoeft niet
onderwezen of geleerd te worden - het biedt de mogelijkheid het studieaanbod optimaal
af te stenunen op de mogelijkheden van de leerling of studen4 het biedt voldoende ruimte
om leerlingen en studenten op een passende wijze te begeleiden naar de vastliggende doelen
of eindtermen.
Wanneer we het studierooster van leerling of student zien als een typering
van
studieprogramma's, dan betekent dit dat studieprogramma's een grotereflexibiliteit kunnen
hebben, omdatze in sterke mate rekeninghouden met de mogelijkheden van de individuele
leerlingen en studenten.
Van ondenvijsprogrwfuna's naar studieprograrnma's
Men kan zich afvragen of een ondetscheid tussen onderwtjsprogramma's en studieproglum-
ma's niet te maken heeft met de spijkers en het lage water. Velen zullen ondenvijsprogram-
ma's en studieprogramma's in elkaars verlengle willen zien, waarbij het onderwijsprogmmma
als het ware de weg effent voor het studieprogramma. Bij leerlingen en studenten is
een
detgekke logica echter lang niet alnjd tentg te vinden. Het volgen van lessen en het je
voorbereiden op toetsen worden door leerlingen en studenten haatfijn van elkaar
onderscheiden: lessen volgen moet je het hele jaar door doen, studeren doe je vooral in
de proefwerkweek
Dat een overgang van onderwtjspeogramma's naar studieprogramtna's niet zou rnoeten
worden gezien als een te venswarlozen verschil, kan wellicht worden geillustreerd
aan de
hand van de veranderende ml van docent en student.
9
BEST COPY AVAILABLE
/
7
Palagogisch Commentaar
a. De docent
het
Doceren, ondenvijzen en het overdragen van kennis zijn de hoofdelementen van
"qkenpallaket van de docent wanneer er spnzke is van onderwijsprogamma's. Het bestuderen
verantwoordelijkheid van de leerling of student.
van een en ander wordt gezien als een
buiten
Enkele relevante ovenvegingot kunnen bij deze gedachtengang gemakkelijk
beschouwing blijven: is dz kennisoverdracht uitnodigenel, liggen toetsmoment en onder-
in de
wijsmoment niet te ver uit elkaar, wanneer heeft het overdragen zijn echte effect -
het
proefwerkweek of tijdens de lescyclus? - waar en wanneer is een stevige relatie tussen
onderbouwd?
doceren van de docent en het studeren van de student wetenschappelijk
leren
Is het geven van lessen nu echt wel de beste manier om leerlingen en studenten tot
leerlingen en studenten tot
te stimuleren en te motiveren? Een docent, die tot taak heeft
begeleiden
leren te stimuleren, zal zich niet kunnen beperken tot het geven van lessen. Het
naarleerboeken, het toetsen van bereikte
van zelfstudie, het stellen van vragen, het verwijzen
toekomstplannen,
resultaten, het beschikbaar maken van leenniddelen, het bespreken van
beschikbaar zijn
het op elkaar afstemmen van onderdelen van het studieprogramma, het
enige twijfel worden gezien
voor het oplossen van studie-knelpunten, enz. mogen zonder
als zinvolle uitbreidingen van "het geven van lessen".
b. De student
zijn van
Studeren, leren en het verwerven van kennis zouden de hoofdelementen kunnen
De vraag
het takenpakket van de student wanneer er sprake is van studieprogramina's.
zouden kunnen ondersteunen
op welke manier docenten een dergehjk studieprogramma
onderwijsprograrnma's
'fiedt een grotere variatie aan mogelijkheden dan binnen bestaande
de vele
als aanvaardbaar worden geopeerd. Het geven van lessen is slechts een van
rnogelijkheden - en waarschijnlijk niet de beste - om leerlingen en studenten tot leren en
studeren te brengen. Leren en studeren vraagtbetrokkenheid en enthousiasme en dat wordt
in het
door het geven van lessen helaas niet altijd bereikt. Wil men de leeriing of student
leren stimuleren dan zal de aanbodgefichtheid van het onderwijs in sterkere mate moeten
het studeren
worden omgevormd tot een vraa xerichtheid.Weten onderwelke voorwaarden
mogelijk inrichten
de moeite waard wordt zou he: vertrekpunt moeten zijn voor het zo goed
stellen van leerlingen voor de keuzen,
van een studieprogramma. Het verantwoordelijk
keuzen,
die zij self gemaakt hebben, is meer effectief dan het verantwoordelijk stellen voor
keuze-mogeltjkheden
die feiteli jk door het onderwijs zijn gemaakt. Eigen verantwoordelijkhei4
onderdelen van het
binnen aangegeven grenzen, het ldezen van een eigen volgorde voor
effecten op motivatie en ijver
programma, enz., hebben eerder positieve dan negatieve
van leerlingen en studenten.
Ta beslu
betoogel,
Zonder alle mogelijke conclusies te kunnen fonnuleren werd in het voorgaande
wellicht toch
dat het onderscheid tussen onderwijsprogramma's en studieprogramma's
zeker niet vanzelfsprekend
groten is dan doorgaans wordt aangenomen. Onderwijs leidt
onderwijs. Aandacht
tot studie en studie wordt zeker niet alleen maar gestimuleerd door