Table Of ContentCrest, de eerste Arkonidische vriend van Perry Rhodan,
had indertijd voorspeld dat de moedige en energieke
Terranen op zekere dag het langzamerhand instortende
Arkon-imperium zouden overnemen, waarna ze op de
puinhopen van dit rijk het sterrenrijk van de mensheid
zouden bouwen.
Deze opbouw is intussen in volle gang - zo helpen
Terraanse specialisten en kolonisten de imperator van
Arkon en ondersteunen Atlan, alias Gonozal VIII, die na
de vernietiging van de robotregent in grote
moeilijkheden is geraakt, naar eer en geweten en nemen
daarbij steeds meer regeringsfuncties over in het
imperium.
Sinds de gebeurtenissen in de laatste Perry Rhodan-
roman zijn er zes jaar verstreken, en in deze zes jaar, dat
wil zeggen nadat 'de schaduwen' aangevallen hadden, is
er ook aan de rand van de Melkweg veel gebeurd ... Er
werden ruimtestations gebouwd, die ver buiten onze
Melkweg gestationeerd werden. Lange tijd hebben de
bewakers van de Melkweg geen bijzondere voorvallen te
melden, maar plotseling, begin mei van het jaar 2112,
aardse tijdrekening, weerklinken alarmkreten: Er is iets
aan de hand TUSSEN DE MELKWEGEN ...
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:
Perry Rhodan - Als de regent met de Ironduke verschijnt,
vluchten de onzichtbaren.
Gucky - De muisbever fungeert als trainer.
Iltu - Zij is honderd jaar 'jong' en noemt Gucky 'opa'.
Kolonel Sukril - Commandant van het superslagschip, de
Caesar.
Luitenant Germa - Leider van een actiegroep.
Brado, Gork, Wilkowski, Lester en Hansen - De mannen
van de actiegroep van luitenant Germa hebben de eerste
ontmoeting met de onzichtbaren.
1:
'Peiling sector K1-8-DX, sir. Afstand twee komma drie
lichtseconden. Wat zijn uw instructies?'
Kolonel Kermak, commandant van de slagkruiser van de Solar-
klasse Alderamin, keek zelfs niet om. Met brandende ogen
staarde hij naar het grote centrale beeldscherm, dat een
gedeelte van de wereldruimte natuurgetrouw weergaf. Met een
vlugge handgreep schakelde hij de vergroting in. De afstand
van ruim twee lichtseconden schrompelde ineen. Het gepeilde
object werd zichtbaar.
'Snelheid verder verminderen. Dichterbij gaan!' zei hij, zonder
zijn blik van het beeldscherm af te wenden. 'Enterploeg gereed
houden! Stukken bemannen!'
De eerste officier salueerde en verliet de commandocentrale,
om de instructies door te geven en er op toe te zien, dat ze
werden uitgevoerd.
Kolonel Kermak zag drie ruimteschepen op het scherm. Ze
dreven kennelijk stuurloos door de ruimte en waren stellig niet
bemand. Het waren eenheden van de robotvloot van het
Arkonidisch imperium, die feitelijk had opgehouden te bestaan,
sinds de robotregent was vernietigd.
De Terranen waren er reeds in geslaagd, ongeveer
negentigduizend van de in totaal honderdduizend schepen te
bergen. Maar in de onmetelijke uitgestrektheid van de we‐
reldruimte dreven nog tienduizend zwaarbewapende schepen,
die in handen van een potentiële vijand een niet te
onderschatten macht zouden vormen.
Kolonel Kermak was één van de mannen die dat moesten
verhinderen. Met zijn slagkruiser Alderamin, een vijfhonderd
meter grote bol, en de normale bemanning van achthonderd
koppen, had hij tot taak, de stuurloos geworden robotschepen
van Arkon op te sporen en met zijn specialisten te bemannen.
Dat was geen geringe taak, want toen de robotregent van
Arkon werd vernietigd, bevonden de Arkonidische schepen zich
in alle delen van de Melkweg. Ze gehoorzaamden slechts de
bevelen van de grootste computer aller tijden, als ze niet
werden geherprogrammeerd of op handbesturing
overgeschakeld. Ze waren van de ene seconde op de andere
stuurloos geworden en konden dus door iedereen in bezit
worden genomen, die het geheim van de overschakeling op
handbesturing kende. Er waren in de Melkweg genoeg
volkeren die hun macht wilden verster-ken en daarom van de
gelegenheid gebruik maakten om de inactief geworden
slagschepen van Arkon in bezit te nemen.
Dat wilde Perry Rhodan echter onder alle omstandigheden
verhinderen.
Kolonel Kermak sloeg de drie ronddrijvende schepen gade. Eén
ervan was een superslagschip van de imperiumklasse, een
gigantische, vijftienhonderd meter grote bol. De twee andere
waren veel kleinere kruisers. Ze vlogen nog steeds in hun
oorspronkelijke formatie, een driehoek. Het slagschip voorop,
met de twee kruisers erachter.
De eerste officier kwam de commandocentrale weer binnen.
'Schip gevechtsklaar, sir,' meldde hij.
Ditmaal keek Kermak naar hem om.
'Waarschijnlijk net zo overbodig als steeds tot nu toe,' zei hij,
geruststellend lachend. 'We nemen eerst het slagschip. Wie
leidt het speciale commando?'
'Een zekere luitenant Vitali, sir. Dit is zijn derde actie.'
'Dan weet hij wat hij te doen heeft. Ik verwacht bericht zodra
de drie schepen klaar zijn voor het vertrek.'
'Tot uw orders, sir,' antwoordde de eerste officier en verdween
weer.
Kolonel Kermak keerde zich weer naar het beeldscherm, om de
nu volgende gebeurtenissen tot in bijzonderheden te kunnen
volgen.
Maar nog vóór de luiken van de Alderamin open gingen, om
luitenant Vitali en zijn mannen door te laten, gebeurde er iets
onvoorziens.
De radarposten meldden, dat op een afstand van nog geen vijf
lichtseconden minstens twintig grotere en kleinere
ruimteschepen waren gematerialiseerd, die nu met zeer grote
snelheid naderden. Ze verspreidden zich tegelijkertijd en
omsingelden de Alderamin en de drie robotschepen.
'Energiescherm!' brulde kolonel Kermak opgewonden. Hiermee
koos hij voor het eerst de veiligste weg, en sloot de
mogelijkheid uit, dat zijn ruimtebol door een eventueel ener‐
gieschot zou worden getroffen. Maar luitenant Vitali kon nu
ook de Alderamin niet meer verlaten. 'Afwachten!'
Hij keek naar het beeldscherm. De vreemde schepen hadden de
cilindervorm. Springers! Natuurlijk, wie anders? Waar zich
onaangenaamheden voordeden, waren de Springers of
galactische kooplieden niet ver. Die afstammelingen van de
Arkoniden waren in zaken net zo sluw als de Terranen, en hun
technici kenden de robotschakelingen van de Arkonidische
schepen, daaraan bestond geen twijfel.
De familieleden kwamen om de erfenis van Arkon onder elkaar
te verdelen.
'Radiobericht, sir!' meldde de telegrafist via de intercom.
'Dringende waarschuwing!'
Kermak schrok bijna onmerkbaar.
Uiterlijk kalm antwoordde hij:
'Lees voor!'
De uitnodiging van de Springers was kort en niet mis te
verstaan.
'Verdwijn, Terranen! De drie schepen behoren ons. Wij hebben
ze het eerst gezien. We geven jullie tien minuten van jullie tijd.'
Kermak staarde in gedachten verzonken naar het beeldscherm.
De twintig cilindervormige schepen hadden intussen hun
posities ingenomen en de Alderamin omsingeld. In de
omsingeling bevonden zich ook de drie robotschepen, die het
doel van beide partijen vormden.
De kolonel wist, dat de twintig Springers niet direct gevaarlijk
voor hem konden zijn, maar hij kon ze ook niet verjagen. Onder
deze omstandigheden luitenant Vitali te vragen, aan boord van
de Arkonidische schepen te gaan, was zinloos. Hij zou de
officier opofferen. Aan de andere kant konden natuurlijk ook de
Springers niemand sturen om de robotbesturing uit te
schakelen, zonder hem in gevaar te brengen. Het was een
hopeloze situatie.
Hij kon een hyperradiobericht uitzenden en Terraanse
eenheden om versterking vragen, dacht Kermak bitter, maar
die konden niet binnen tien minuten komen. Waarschijnlijk
zouden de Springers dan het vuur op de Alderamin openen, om
te proberen het beveiligingsscherm van het aardse schip te
doorbreken. Dat risico kon dodelijk blijken te zijn.
Omgekeerd was het voor de Alderamin vrijwel uitgesloten,
twintig tegenstanders tegelijk uit te schakelen. Nog afgezien
van het feit, dat Kermak niet het eerste schot wilde lossen. De
Springers waren ongetwijfeld op dat moment de sterksten. Het
zou hun niet gemakkelijk vallen, hun tegenstander uit te
schakelen, maar ze zouden er door een gelukkig toeval in
kunnen slagen.
'Nog maar acht minuten,' zei de eerste officier, die intussen in
de centrale was teruggekomen. 'Een vervloekt korte tijd . . .'
'Lang genoeg om een besluit te nemen,' antwoordde Kermak
kalm, hoewel hij inwendig trilde. 'De Springers mogen die
robotschepen in geen geval in handen krijgen. Aan de andere
kant hebben wij bevel, gewapende conflicten met andere
rassen indien enigszins mogelijk te vermijden. We mogen ons
alleen verdedigen wanneer we worden aangevallen. En dat is
nog niet het geval.'
Hij keek weer naar het beeldscherm. Hoewel ze met een
aanzienlijke snelheid door het heelal dreven, leken de
robotschepen volkomen stil te staan. De Alderamin en de
Springerschepen met hen. Het zou niet moeilijk zijn, de
kanonnen te richten. Er waren pas drie minuten van de
gestelde termijn verstreken.
'De drie Arkonidische schepen hebben geen
beveiligingsscherm,' mompelde Kermak, zonder de eerste offi‐
cier rechtstreeks aan te spreken. 'Ze kunnen met één schot
worden vernietigd.'
'Maar, sir . . .!'
'Vernietigd, zei ik. Heb jij een betere oplossing om ze niet in
handen van de Springers te laten vallen? Zie je wel, je haalt je
schouders op. Als wij die drie robotschepen niet kunnen
krijgen, zullen de Springers ze ook niet hebben. Voor de Aarde
is dat beter.'
De eerste officier keek zijn commandant strak aan.
'Als we een teleporteur aan boord hadden, zou ik een kans
zien,' zei hij.
'Ik ook,' antwoordde de kolonel nijdig. Hij keek naar de klok
'We hebben nog drie minuten. Haast je. Ik zal onderwijl
proberen, met de Springers te praten.'
Dat was geen probleem. De Springers spraken het interkosmo
even goed als de Terranen. Het kostte de telegrafist nog geen
dertig seconden om contact te maken. Op het beeldscherm in
de centrale verscheen vlak voor Kermak het typische gebaarde
gezicht van een Springer.
Het scheen een van de patriarchen te zijn, want hij was zeker
meer dan honderd jaar oud. Zijn ruige baard was rossig en
vreemd hoekig geknipt, ongetwijfeld een stamkenmerk.
'Wat wil je, Terraan?' vroeg hij. 'Je hebt nog twee minuten.'
Kermak beheerste zich en antwoordde zo rustig mogelijk:
'Deze drie Arkonidische schepen behoren ons toe. Wij hebben
toestemming van Gonozal VIII...'
'Toestemming!' De Springer begon bulderend te lachen en kon
bijna niet tot bedaren komen. 'Wie is die Gonozal VIII eigenlijk?
Of heb je het over de pseudo-imperator van Arkon, die door een
robot werd afgezet? Zo ja, dan zijn die schepen evenmin van
jou als van ons. Ze hebben geen eigenaar, en wie ze het eerst
vindt, mag ze houden. Wij hebben ze het eerst gevonden, dus . .
.'
Kermak wist dat hem nog slechts een minuut restte.
'Gonozal-Atlan was de rechtmatige heerser over Arkon. Perry
Rhodan is zijn rechtmatige erfgenaam. Dus behoren die
schepen hem. Als jullie ze nemen, pleeg je diefstal. Wil je het
soms bij Terra verkerven?'
'Verkerven?' herhaalde de Springer, en begon weer te lachen.
Hij scheen zich kostelijk te amuseren. 'Wat is Terra zonder de
bescherming van Arkon? En - het imperium bestaat niet meer.'
De gebaarde schelm zou verbaasd staan, dacht kolonel Kermak
woedend en overtuigde zich er met een blik op de klok van, dat
hem nog veertig seconden restten. Zijn hoop, de Springers te
kunnen overtuigen, vervloog. De eerste officier kwam juist in
de centrale terug. Hij knikte. Dat betekende, dat Kermak
slechts op de rode vuurknop behoefde te drukken, om de drie
robotschepen onder geconcentreerd vuur te nemen. Daar de
robotschepen geen beveiligingsscherm hadden, zouden ze
binnen enkele seconden vernietigd zijn.
'Je riskeert dus een diefstal en daarmee een openlijk conflict
met Terra?'
'Ja,' antwoordde de Springer lachend. 'Wat zou dat?'
Nog tien seconden.
'Goed,' zei kolonel Kermak, plotseling spottend lachend. 'Ik zou
me misschien hebben laten bepraten en je één kruiser hebben
afgestaan, maar nu je zo inhalig bent, krijg je niets. Begrepen?'
'Nee, helemaal niet,' antwoordde de Springer, over zijn baard
strijkend. 'Terranen spreken graag in raadsels. Overigens - je
tijd is om. Maak dat je wegkomt, of ik laat het vuur openen.'
'Dat zal ik doen,' antwoordde Kermak grimmig en drukte op de
rode knop, waarmee de drie intussen gerichte
energiekanonnen werden afgevuurd. 'We laten het schroot voor
jullie over.'
Op drie verschillende plaatsen verlieten de gebundelde
energiestralen de Alderamin en vonden hun doel. Ze drongen
met gemak door de buitenhuid van de robotschepen heen en
tot ver in het inwendige door. Tot aan de Arkonreactoren. De
daaropvolgende atoomexplosie scheurde de drie schepen
uiteen.
In werkelijkheid waren het drie explosies, maar het leek er
slechts één. Een van de Springerschepen, dat zich dicht bij het
grootste robotschip bevond, werd door de kracht van de
explosie de ruimte in geslingerd. Voordat de overige negentien
cilinders het vuur op de Alderamin konden openen en wraak
nemen voor de vernietiging van hun buit, gaf kolonel Kermak
het commando 'volle kracht vooruit'. Het slagschip zette met
een waanzinnige snelheid koers naar een verre nevelvlek.
Weldra bereikte het de lichtsnelheid en verdween in de
semiruimte.
De negentien Springers bleven hopeloos achter en hielden zich
bezig met de overlevenden van de kleine cilinder, die
onhoudbaar in de eeuwigheid waren gestort. Op de drie
gloeiende atoomwolken, eens drie trotse Arkonschepen, letten
ze niet meer. Ze wisten ook, dat de achtervolging van het
Terraanse schip met lineairmotor zinloos was.
De Alderamin vloog rechtstreeks naar de verre Aarde terug, om
bij de regent rapport uit te brengen.
Daarmee begon een nieuwe periode in het zoeken naar de
verdwenen robotschepen van Arkon.
De Caesar was een superslagschip van de imperiumklasse,
eveneens uitgerust met een lineairmotor en eveneens op zoek
naar de kostbare robotschepen van Arkon.
Sinds de terugkeer van de Alderamin waren vier dagen
verstreken. De tactiek was gewijzigd. Tijdens een door Perry
Rhodan belegde vergadering, was besloten, de leden van het
mutan-tenkorps over verschillende schepen te verdelen, om
opgewassen te zijn tegen een overmacht van de Springers,
Ara's of Ekhoniden. Men was het er ook over eens geworden, in
geen geval meer toe te geven en liever robotschepen te ver‐
nietigen dan een gevecht uit de weg te gaan. Van nu af aan zou
men zich verdedigen. Vooral de Springers hadden de laatste
tijd bewezen, dat ze niet tot consideratie bereid waren,
wanneer het gold, de mensen de erfenis van Arkon te
betwisten.
Ook kolonel Sukril, de commandant van de Caesar, was op deze
vergadering aanwezig geweest. Uiterlijk leek hij enigszins op
Rhodans plaatsvervanger, Reginald Bull Het viel niet te
ontkennen, dat ook zijn karakter enige trekken vertoonde, die
men bij Bully kende. Daarom was het misschien ook niet
toevallig dat kolonel Sukril uitgerekend de muisbever Gucky
kreeg toegewezen. Hun eerste ontmoeting was nogal
dramatisch.
Het was Gucky's eigen schuld geweest, dat hij niet op de
vergadering aanwezig was. Hij was juist van een vermoeiende
actie teruggekomen en had er de voorkeur aan gegeven, de
weinige uren rust in zijn weekendhuis aan het Goshunmeer
door te brengen. Rhodan had hem gezegd dat hij niet beslist op
de vergadering aanwezig behoefde te zijn. Er zou slechts over
routine-kwesties worden gesproken, die slechts voor de
commandanten van de vloot van belang waren.
Zo kwam het, dat Gucky zich pas op het laatste moment aan
boord van de Caesar begaf, nadat Rhodan zijn mutanten had
ingedeeld. Hij kende kolonel Sukril wel van naam, maar hij had
hem nog nooit eerder ontmoet. De Caesar was een schip als elk
ander, en het had, als elk ander schip dat aan de zoekactie
deelnam, een mutant aan boord, en bovendien, behalve de
normale bemanning, twintigduizend getrainde astronauten, die
de gevonden robotschepen moesten bemannen en naar de
Aarde brengen.
In de hoofdsluis werd hij opgewacht door een jonge officier met