Table Of Content1
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Academiejaar: 2011-2012
Eerste examenperiode
De coherentie tussen aandacht en
interpretatie bij angst.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie,
afstudeerrichting Klinische Psychologie
door
Julie Lambertz
Promotor: Prof. Dr. Ernst Koster
Begeleiding: MSc. Jonas Everaert
2
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Voorwoord
Met dit dankwoordje zou ik me graag willen richten tot al diegenen die mij hebben
geholpen tijdens het schrijven van deze masterproef.
In de eerste plaats dank ik mijn promotor Prof Dr. Ernst Koster en begeleider Jonas
Everaert, voor het toekennen van dit uiterst interessant onderwerp, hun nuttige tips en
adviezen, de feedback en hun geduld bij al mijn vragen. Bedankt!
Ik wil ook graag mijn ouders, mijn partner, mijn omgeving en vrienden bedanken voor
hun onvoorwaardelijke steun en aanmoedigingen.
Tenslotte wil ik ook graag de eerstejaars studenten psychologie bedanken voor het
deelnemen aan dit experiment.
3
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Inhoudsopgave
ABSTRACT……………………………………………………………………………5
INLEIDING…………………………………………………………………………....6
Introductie……….……………………….……………..........................................6
Beschrijvende kenmerken van angst …………….………………………..….…...7
Cognitieve modellen.………………………….…………………………..………8
Schema – theorie van Beck……….…………………………….………....8
Informatieverwerkingsparadigma….……………………..………..……...9
Williams, Watts, MacLeod en Mathews (1988) ………………………....10
Specifieke informatieverwerkingsproblemen……………………………..…..…11
Aandachtsbias………………………………………………..…..………11
Theorie……………………………………………….………..….11
Meting en empirische bevindingen ………………………...…….11
Interpretatiebias………………….………………………………….…...14
Theorie…………………………………………………………...14
Meting en empirische bevindingen……………………………...15
Geheugenbias………….…………………….…………………………..17
Theorie…………………………………………….……………..17
Meting en empirische bevindingen …….……………………..…17
Huidig onderzoek…………………..………………………………...…………18
Probleemstelling……………....…………..……………………………18
METHODE…………...……………………………….........……..………..…………22
Participanten……………...………………….…………………………...…….22
Procedure…………...……………………………………….…………...……..23
RESULTATEN……………….…...………...………………………………………..26
Groepskarakteristieken ……………………………...…………………………26
Correlationele analyses…………………...…………………………………….26
Dot probe taak…...………………………………………...……………...……27
Scoring en outliers ….…………………………..………………..…...27
Aandachtsbias ………………….………..……………………….…..27
Aandachtsbias scores in de pre – en posttrainingsfase……………..…28
4
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Scrambled Sentences Test………………………………………………………..30
Interpretatiebias……………………………………………………..….30
DISCUSSIE…..…………………………………………...…………..................…….30
REFERENTIES……………………………………...………………..………………36
5
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Abstract
Cognitieve modellen van psychopathologie veronderstellen dat verstoringen in de
informatieverwerking een cruciale rol spelen in het ontstaan en de instandhouding van
emotionele stoornissen. Zo wordt aangenomen dat angstige personen gekenmerkt
worden door een selectieve aandacht voor dreigende stimuli. Ook interpretatiebiases
worden gezien als belangrijke kwetsbaarheidsfactoren voor het ontwikkelen van angst.
Nochtans werd de relatie tussen aandacht- en interpretatiebiases bij angst tot op vandaag
weinig onderzocht. Het beter begrijpen van die relatie is niet alleen van groot
theoretisch belang maar kan ook belangrijke behandelmethoden opleveren. Een
methode om de causale invloed van cognitieve processen bij emotionele stoornissen na
te gaan, bestaat uit het experimenteel manipuleren van verstoorde
informatieverwerkingsprocessen. In de huidige studie werd de aandacht van
proefpersonen experimenteel gemanipuleerd om vervolgens het effect ervan na te gaan
op de wijze waarop deelnemers ambigue informatie interpreteren. Een gemodificeerde
stipdetectietaak werd gebruikt om bij de deelnemers een aandachtsbias voor
bedreigende woorden te induceren of te reduceren. De resultaten gaven aan dat de
trainingstaak geen effect had bij de deelnemers. Na deze interventie werden namelijk
geen significante pre - post verschillen gevonden in de gemiddelde reactietijden van de
proefpersonen. De aandachtstraining had ook geen invloed op de wijze waarop
deelnemers ambigue informatie interpreteerden. Methodologische aspecten (o.a. het
gebruiken van de 500 ms aanbiedingsduur) en implicaties voor verder onderzoek
worden voorgesteld.
6
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Inleiding
Introductie
Angst kan beschouwd worden als een normale reactie en is een manier om met
potentieel bedreigende situaties of gebeurtenissen om te gaan (Blackburn & Davidson,
1995). Volgens Beck, Emery en Greenberg (1985) heeft angst een adaptieve functie en
is het van fundamenteel belang voor de overleving van het individu. Door het ervaren
van angst ondernemen mensen acties om onaangename ervaringen te voorkomen of om
eraan te ontsnappen. Wanneer het gevaar gereduceerd of vermeden wordt, zal
logischerwijs de angst afnemen (Beck, Emery & Greenberg, 1985).
Maar dit neemt niet weg dat angst kan leiden tot ernstige problemen. Bij sommige
personen is er sprake van buitensporige of onaangepaste angst (Rachman, 2004). Deze
emotie wordt als pathologisch beschouwd omdat de angst niet in verhouding is met de
kans op of de ernst van een potentiële bedreiging (Beck et al., 1985). Een angstige
persoon heeft het moeilijk om het benauwde gevoel te controleren en om de precieze
oorzaak ervan te identificeren. Pathologische angst gaat gepaard met een staat van
verhoogde waakzaamheid en blijft steeds op de achtergrond aanwezig, ook als het
gevaar is geweken (Rachman, 2004). In een epidemiologische studie (Alonso et al.,
2004) werd aangetoond dat angststoornissen wereldwijd veelvoorkomende problemen
zijn. Uit de resultaten van zes Europese landen (België, Frankrijk, Duitsland, Italië,
Nederland en Spanje) bleek dat 13.6% van de niet – geïnstitutionaliseerde volwassen
inwoners (vanaf 18 jaar) tijdens hun levensloop last hebben gehad van een
angststoornis. Meer dan 6% rapporteerde een angststoornis gedurende de laatste twaalf
maanden. In deze studie was de specifieke fobie de meest frequent voorkomende
psychiatrische stoornis (Alonso et al., 2004). Angststoornissen hebben ook een grote
impact op de levenskwaliteit. Ze zijn geassocieerd met beperkingen in het dagelijks
functioneren zoals moeilijkheden op het werk, problemen in de sociale relaties
(Rapaport, Clary, Fayyad & Endicott, 2005), slaapstoornissen (Ramsawh, Stein, Belik,
Jacobi & Sareen, 2009), etc.
Concluderend kunnen we stellen dat angststoornissen frequent voorkomen en
ernstige gezondheidsproblemen zijn. Verder onderzoek naar de onderliggende
mechanismen bij de etiologie en instandhouding van angststoornissen is niet alleen van
7
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
groot theoretisch belang, maar heeft ook belangrijke therapeutische implicaties. De
cognitieve behandelingsmethoden kunnen op die manier verfijnd en afgestemd worden
op de onderliggende werkingsmechanismen of kwetsbaarheidsfactoren (Mathews &
Mackintosh, 1998).
Beschrijvende Kenmerken van Angst
In de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders editie IV-TR (DSM
IV-TR, American Psychiatric Association, 2000) wordt er vooreerst een omschrijving
gegeven van een paniekaanval en agorafobie omdat deze concepten een belangrijke rol
innemen in de sectie angststoornissen. Een paniekaanval wordt omschreven als een
begrensde periode van intense angst of gevoel van onbehagen die vaak spontaan
optreedt. Er is sprake van een paniekaanval als vier of meer symptomen (bijvoorbeeld
beven, hartkloppingen, transpireren, gevoel van ademnood of verstikking, duizeligheid,
etc.) aanwezig zijn die hun maximum bereiken binnen de tien minuten. Agorafobie
wordt gedefinieerd als angst om zich op een plaats of situatie te bevinden waaruit
ontsnappen moeilijk is of waar geen hulp kan ingeschakeld worden bij een
paniekaanval. Daardoor worden die omstandigheden vermeden. Wanneer men zich toch
in de bevreesde situatie bevindt, ervaart de persoon een intens lijden. Daarnaast bestaan
nog verschillende soorten angststoornissen zoals de sociale fobie, de specifieke fobie,
de obsessief - compulsieve stoornis, de gegeneraliseerde angststoornis, etc. (DSM IV-
TR, American Psychiatric Association, 2000).
Verder is een omschrijving van de termen ‘fear’ en ‘anxiety’ interessant omdat
deze begrippen aan de basis liggen van angststoornissen. Die concepten worden vaak
met elkaar verward, hoewel ze van elkaar te onderscheiden zijn op basis van de
oorzaken, de duur en het voortbestaan (Rachman, 2004). Rachman (2004) omschrijft
angst (‘anxiety’) als een gespannen anticipatie op een potentieel bedreigende situatie of
gebeurtenis. De precieze reden van de onaangename spanning kan niet precies benoemd
worden. Het angstige gevoel kan fluctueren qua ernst maar is altijd op de achtergrond
aanwezig. Het ervaren van angst is geassocieerd met een verhoogde waakzaamheid
(hypervigilantie). ‘Fear’ (angstreactie) daarentegen, wordt door Rachman (2004)
getypeerd als een directe emotionele reactie op een gepercipieerd gevaar. Men kan
hierbij de triggers identificeren en omschrijven (bv. een spin). De meeste angstreacties
8
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
duren niet lang, zijn intens en worden gekenmerkt door een verhoogde arousal. De
angstreactie neemt toe of daalt, naargelang de dreiging nadert of verdwijnt (Rachman,
2004).
Volgens Peter Lang (1968) kunnen de symptomen van ‘fear’ en ‘anxiety’
onderscheiden worden in drie componenten, namelijk de subjectieve gewaarwording
van dreiging, de daarmee gepaard gaande fysiologische veranderingen en de pogingen
om aan de aversieve situatie te ontsnappen of die te vermijden. Zo maken angstige
mensen (‘anxiety’) zich vaak zorgen bij de subjectieve gewaarwording van dreiging,
vertonen ze gedrag om die situaties te vermijden en hebben last van spierspanning. Een
angstreactie (‘fear’) gaat vaak gepaard met gedachten over het gepercipieerde gevaar,
pogingen om aan die dreiging te ontsnappen en fysiologische symptomen zoals
hartkloppingen, duizeligheid, zweten, beven, etc. (Lang, 1968).
Sinds 1980 werden verschillende cognitieve modellen ontwikkeld om de
pathologie van angststoornissen beter te begrijpen en te toetsen (Williams, Watts,
MacLeod & Mathews, 1997).
Cognitieve Modellen
Schema - theorie van Beck.
Beck benadrukte de rol van cognitieve processen bij het ontstaan en
voortbestaan van angststoornissen (Beck & Emery, 1979). Hij stelde in 1967 vast dat
mensen de neiging hebben om informatie te verwerken op een manier die consistent is
met hun kijk op de wereld en zichzelf (Beck, 1967).
Een belangrijk concept in Beck’s cognitieve theorie (Beck, 1967) zijn de
‘schemata’. Deze schema’s kunnen het best begrepen worden als stabiele cognitieve
structuren die alle kennis van een persoon over zichzelf en de wereld omvatten
(Blackburn & Davidson, 1995). Deze cognitieve structuren worden opgebouwd op basis
van belangrijke ervaringen uit het verleden en beïnvloeden de regels, ideeën en
verwachtingen met betrekking tot toekomstige gebeurtenissen (Beck et al., 1985). Deze
schemata kleuren de manier waarop we bepaalde aspecten van een situatie zien,
interpreteren en herinneren (Blackburn & Davidson, 1995). Gebeurtenissen worden
geïnterpreteerd in functie van het eigen schema (Williams et al., 1997).
9
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
Op basis van die veronderstellingen, ontwikkelden Beck, Emery en Greenberg
(1985) een cognitief model voor angst. Paniek en angst zouden volgens hen het gevolg
zijn van een hyperactief ‘gevaar’- schema. De kernelementen van deze cognitieve
structuren zijn kwetsbaarheid en bedreiging. Specifiek met betrekking tot
aandachtsprocessen werd gesteld dat angstige personen op basis van dergelijke
maladaptieve schema’s informatie uit de omgeving selectief gaan verwerken en als
bedreigend interpreteren. Hierdoor wordt de verwerking van stemmingsincongruente
informatie sterk gereduceerd (Beck et al., 1985)
Informatieverwerkingsparadigma.
Cognitieve modellen zien het menselijk functioneren als een
informatieverwerkingssysteem. De oorzakelijke factoren van angststoornissen worden
daarom gezocht in de informatieverwerkingsprocessen (Massaro & Cowan, 1993).
Volgens het informatieverwerkingsmodel hebben wij als individuen een
beperkte cognitieve verwerkingscapaciteit. Vanuit deze capaciteitsbeperkingen volgt
een noodzaak tot informatieselectie ten aanzien van de grote hoeveelheid
binnenkomende sensoriële informatie. Die informatieselectie (selectieve aandacht) heeft
als doel de belangrijkste aspecten van de beschikbare informatie te verwerken. Die
selectieve informatieverwerking kan tot stand gebracht worden door activatie van
interne representaties of problematische inhibitie (het onderdrukken) van informatie
(Williams et al., 1997).
Een andere assumptie die vaak voorkomt bij traditionele
informatieverwerkingsmodellen, is de assumptie van de lineaire opeenvolging van
onafhankelijke verwerkingsstadia. Elke fase verwerkt de input en stuurt een output naar
de volgende fase. De latere processen starten maar bij het succesvol beëindigen van
vorige informatieverwerkingsfasen. Maar het is even goed mogelijk dat sommige fasen
gelijktijdig of parallel verlopen. Onderzoek heeft geleidelijk aan duidelijk gemaakt dat
het cognitieve systeem in staat is tot zowel seriële als parallelle informatieverwerking
(Williams et al., 1997). Later evolueerde men naar modellen van non-lineaire
verwerking. Hierbij is er zowel sprake van bottom-up en top-down processen.
Informatie wordt in beide richtingen gestuurd waardoor basisprocessen aanleiding
geven tot complexe representaties, maar er ook zelf door beïnvloed worden (Williams et
10
De coherentie tussen aandacht en interpretatie bij angst.
al., 1997). Het menselijk gedrag vraagt vaak de coördinatie van vele verschillende
cognitieve processen tegelijk. Het informatieverwerkingsparadigma beschouwt het brein
daarom als een hiërarchisch systeem van automatische en gecontroleerde
verwerkingsprocessen die gelijktijdig kunnen verlopen. Automatische processen doen
geen beroep op verwerkingsmiddelen en hebben geen beperkingen. Omdat ze geen of
weinig aandacht vragen, kunnen ze gemakkelijk gecombineerd worden met andere
taken. Gecontroleerde processen daarentegen vergen mentale inspanningen en worden
wel gekenmerkt door capaciteitsbeperkingen. Ze verlopen traag, wanneer men
gelijktijdig een andere taak moet uitvoeren (Williams et al., 1997).
Williams, Watts, MacLeod & Mathews model (1988).
Cognitieve theorieën benadrukken de rol van cognitieve vertekeningen of biases
bij het ontstaan en de instandhouding van emotionele stoornissen (Williams et al.,
1997). Specifiek met betrekking tot aandachtsprocessen, onderscheiden Williams,
Watts, MacLeod en Mathews (1988) twee verschillende verwerkingsstadia die
verantwoordelijk zijn voor aandachtsbiases voor dreiging. Het eerste stadium noemt
men het ‘affective decision mechanism’ (ADM). Dat systeem beoordeelt de informatie
als laag of hoog bedreigend. De output is afhankelijk van de intensiteit van de stimulus
en de huidige toestandsangst. Wanneer de huidige toestandsangst van het individu hoog
is, zal de bedreigende waarde van de informatie hoger ingeschat worden. Wanneer het
ADM – mechanisme de inkomende stimulus als hoogbedreigend beoordeelt, wordt
daarna een tweede fase, het ‘resource allocation mechanism’ (RAM) geactiveerd.
Hierdoor richt men dan de aandacht naar bedreigende informatie, waardoor er
aandachtsbiases ontstaan. Deze input kan ook beoordeeld worden als laagbedreigend en
dan zal er geen sprake zijn van aandachtsallocatie in de richting van bedreigende stimuli
(Williams, Watts, MacLeod & Mathews, 1988).
Dit model is gebaseerd op de bevinding dat mensen onbewust beïnvloed worden
door de stimuli waaraan men eerder blootgesteld was. De verklaring hiervoor wordt
gezocht in het onderscheid tussen integratie (priming) en elaboratie, oorspronkelijk
geïntroduceerd door Graf en Mandler (1984), zowel bij het encoderen als bij het
ophalen van informatie uit het geheugen. Priming is het automatisch sneller herkennen
van een stimulus wanneer men deze eerder heeft waargenomen. Elaboratie houdt een
Description:Beknopte handleiding bij de Diagnostische. Criteria van . Interpretation of homophones related to threat: anxiety or response bias effects? Cognitive