Table Of ContentIn dit nummer :
Arie van den Berg
J. M. A. Biesheuvel
C. Buddingh'
Gerrit Komrij
William D. Kuik
Berend Lasseur
Robert Loesberg
Peter Simpelaar
Th. Sontrop
J. H. W. Veenstra
Portfolio
Charles Donker
Prijs f
7J O
redactie en administratie:
Maatstaf
Singel 262, Amsterdam-c.
telefoon 739326
opgericht in 1952 uitgever:
door Bert Bakker B.V. Uitgeverij De Arbeiderspers
verschijnt tienmaal per jaar abonnement: f 45,-
waarvan twee dubbelnummers
voor deze jaargang (mei t/m december 1973)
nummer i f 31,50
eenentwintigste jaargang abonnementen worden stilzwijgend verlengd
mei 1973 tenzij opzegging voor 15 november heeft
plaatsgehad
redactie:
Mensje van Keulen u wordt verzocht niet eerder te betalen dan
Gerrit Komrij na ontvangst van onze accept-girokaart
William D. Kuik
Martin Ros
Th. Sontrop
Robert Loesberg Gelukkig nieuwjaar 16
Inhoud
W. D. Kuik Etsen van Charles Donker 24
Portfolio Charles Donker 25
Biografie van Charles Donker 33
J. M. A. Biesheuvel Regen i Peter Simpelaar Gedichten 34
Gerrit Komrij Het ijzeren paard 4 Joyce & Co. Work in progress 41
W. D. Kuik Vijf waaiergedichten 5 Th. Sontrop Yen Yu 44
J. H. W. Veenstra Du Perron en Franz Arie van den Berg Gevoelige snaren 5o
Hellens 7 Berend Lasseur Gedichten 54
C. Buddingh' Drie versjes 15 C. Buddingh' Dagboeknotities 55
J. M. A. Biesheuvel beste op een mooi moment afgebroken wor-
den. Tijdens bet kozen in de armen van je
vrouw sterven, dat lijkt me mooi. Ik lag op een
Regen
baar in de huiskamer, de uitheemse sprei die
ik op mijn zestiende al van mijn moeder heb
gehad en waar ik altijd 's zondagsmiddags op
heb liggen rusten is in een mooiere plooival
dan ooit over mijn dode lichaam uitgespreid.
Tegen een lijkbleek gelaat komen de kleuren
van de sprei pas mooi uit. Met mijn linker-
hand omknel ik een boekwerk: Moby Dick.
Ik ben nu haast vierendertig en zie hoe m'n Mijn rechterhand wordt gelikt door mijn r
tijd steeds sneller verstrijkt. Ik doe m'n dage- lievelingspoes. Eva zit naast de baar en praat
lijkse werk meestal met plezier. lets voor ze- over vroeger, over hoe gelukkig we zijn
venen sta ik 's morgens op, was me, kleed me, geweest, ze vertelt hoe we elkaar bet eerst
scheer me en ontbijt met Eva. Dan drink ik hebben ontmoet. Dan gaat zachtjes de huis-
nog een grote mok koffie en steek een sigaar kamerdeur open en vier oude vrienden treden
op. In alle rust vertrekken we naar de grote binnen. Eva kust me op bet voorhoofd en
weg, we wachten op de snelbus die ons naar treedt terzijde. Ze gaat slapen want ze moet
Den Haag zal brengen. Zo gaat bet iedere dag. morgen weer vroeg werken. Ik wil iets heel
Tussen de middag eet ik met Eva een paar speciaals voor haar achterlaten om haar de
broodjes en drink een glas melk. Dan breng ik eenzaamheid wat to verzachten maar ik heb
haar weer naar haar werk en ik ga naar bet niets, er is niets dat ik haar nog geven kan,
mijne. 's Avonds moet bet rustig zijn. Niet to plotseling fluister ik onze oude poes in bet oor:
veel bezoek en ook niet uitgaan. Er gebeurt 'Nu moet je van me weggaan en bij Eva in
op die manier niet veel maar ik geloof dat de bed gaan liggen, precies zoals je altijd hebt
uren zo toch langer duren dan wanner je maar gedaan als we nog maar net in bed lagen,' en
heen en weer rent, allerlei soorten van vertier de poes springt snorrend op de grond en loopt
en afleiding zoekende. 's Avonds en in bet op bet lichte gestommel of dat Eva in de slaap-
weekend lees ik, schrijf ik en luister ik naar kamer maakt. De vier mannen tillen de baar op
muziek. Ik heb een platencollectie van plus en dragen hem langzaam en waardig naar
minus honderd langspeelplaten. Af en toe neem buiten. Maar ze zijn nog niet buiten bet bereik
ik m'n viool ter hand en probeer een gevoelig van ons huis gekomen of ze zetten er de pas
wijsje to spelen. Nieuwe boeken lees ik niet, in, richting Scheveningen. Ik weet dat ik in
ik herlees alleen maar. Naar de televisie kijken deze streek nooit terug zal keren en daarom ga
doe ik niet. Soms loop ik na bet eten anderhalf ik of en toe recht op de baar zitten om beter
uur door de kamer to ijsberen, dan verveel ik to kunnen kijken. Af en toe dreigt de gladde,
me; er is iets dat me dwars zit maar ik kan er afglijdende sprei op de grond to vallen maar ik
niet over praten. De ellende die m'n gemoed kan nog altijd een hoek van bet kleed tussen
beknelt valt toch niet to lenigen en er over mijn knieen knellen. Voor bet laatst zie ik de
spreken heeft, zelfs met Eva, geen zin. Een konijntjes, de reigers en de hazen in de buurt
paar dagen geleden liep ik ook zo door de van Duyvenvoorde. Mijn leven lang heb ik
huiskamer. Er stond geen plaat op. Eva zat to hier dagelijks op en neer gereisd. Ik ken hier
studeren. Ik dacht eraan hoe bet zou zijn als ik iedere boom en ieder bosschage. Jaar in, jaar
dood was. Soms, als ik erg gelukkig ben, wil ik uit heb ik alles gezien, bij winter en lente, bij
maar meteen dood gaan. Het leven kan het zomer en herfst. Net zoals alle bladeren hier
ben ik in de herfst van mijn takje gevallen, ben 'Wij loven U o God! wij prijzen uwen naam!
ik dwarrelend naar beneden gebladerd. Mijn U eeuwig' Vader! U verheft al 't schepsel
vrienden kijken tegelijkertijd naar het boek in [zaam.
mijn linkerhand alsof ze denken dat ik daar Zingt serafs, eng'len zingt! heft machten aan
een toepasselijke passage uit voor zal lezen. Dat [en tronen!
doe ik niet, ik houd Achab, Ishmael, Queequeg, Onafgebroken rijz' uw lied op hooge tonen!
Stubb en de walvis voor me zelf, ik denk aan Gij, driemaal heilig zijt G', o God der leger-
een heel ander lied maar ook dat zeg ik niet [scharen!
hardop: Dat aard en hemel steeds uw grootheid open-
[baren.
'Herr: es ist Zeit. Der Sommer was sehr gross.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren, U looft d'apostelschaar in heerlijkheid o Heer! 2
and auf den Fluren lass die Winde los. Profeten, martelaars vermelden daar uw eer .
Door heel uw kerk wordt steeds daarboven,
Befiehl den letzten Fruchten voll zu sein; [hier beneden,
gib ihnen noch zwei sbdlichere Tage, In strijd en zegepraal, uw groote naam
drange sie zur Vollendung hin and jage [beleden;
die letzte Susse in den schweren Wein. Zij looft, o Vader! U, oneindig in vermogen,
Onpeilbaar in verstand, onmeetbaar in mee-
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines [dogen.'
[mehr.
Wer jetzt allein ist wird es lange bleiben, Achter een onooglijk, hoog, grijs betonnen
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben gebouw met weinig ramen, ontworpen door
and wir in den Alleeen hin and her een architect die lijdende moet zijn geweest
unruhig wandern, wenn die Blatter treiben.' van een knagende zenuwpijn in een der diepste
wortels van zijn gebit, eigenlijk net zo'n
De mannen die mijn baar dragen schoppen de stapeling van appartementen als waar ik zelf
blaren in de tuinen van Wassenaar op. mijn leven lang heb gewoond, wachtend op
Niemand durft ons weg to jagen. Gelukkig is een beter lot en een glimp van het Paradijs,
bet haast alle burgers duidelijk dat ik begraven ligt in de oude haven tussen de loggers een
word. Tweemaal kruip ik helemaal onder de bark tegen de peilers op de golfjes to rijden.
sprei omdat ik giechelen moet. We lopen Mijn vrienden dragen me aan boord en zien
langs de vijver van een nukkige oude beer, een tot hun verbazing hoe onmiddellijk de zeilen
rijk man die juist een bedeesde jongeling een gehesen worden, hoe de touwen voor en
schrobbering geeft. Hij zou ons met een kort achter worden losgegooid, Theo van de Lau-
gebaar van zijn rechterarm weg willen wuiven riergracht wil op de kade springen, hij moet
maar dat mag hij niet. Zo lopen mijn vrienden voor bet weekend nog een opdracht afhebben,
uren voort. In bet zicht van de Scheveningse maar wordt er door de bootsman op opmerk-
haven hef ik voor bet eerst tijdens de tocht zaam gemaakt dat hij bij me dient to blijven
hardop een lied aan, mijn dragers vatten moed, tot ik rust gevonden heb. 'Dat kan nog wel
rechten hun ruggen en lopen trots op de even duren,' mompelt hij weerstrevend op zijn
veilinghallen af. Tot ver in het rond weer- eigen droog-koddige manier. Nu wordt mijn
klinken onze verzen, je kunt horen dat het ons baar voorzichtig op bet voordek geplaatst .
recht uit bet hart gegrepen is, de rillingen Zo varen we nu al maanden lang en een goede
gaan me zelf over de rug, nimmer tevoren heb plek heb ik nog steeds niet gevonden. Karel
ik de melodie zo mooi horen verklanken!: brengt me 's morgens de morgendrank van bet
land dat we toevallig aandoen. Hans leest sing uit, zeggende dat ik niets bekends zie,
sprookjes van Andersen voor en Arthur niet in de opstelling der bomen en struiken,
schrijft een nieuwe verhandeling over de vis in niet in de vorm der stenen, zodat ik ook hier
het volkenrecht. Op alle manieren probeer ik niet liggen wil. `Ja maar beste jongen, je wilt
hem aan het verstand to brengen dat de vis, toch niet op de steen der wijzen zelf begraven
koud- of warmbloedig niet per se voorwerp worden?' houdt Hans zachtjes aan.
maar ook onderwerp van recht kan zijn als we Ze beginnen to graven en leggen me in de kuil.
langzaam een prachtige haven in een ver land Wat ruikt de aarde goed, ze is rul en nattig,
binnenzeilen, het kan net zo goed de Ivoorkust, een snort vruchtbare turfmolm waarvan de
Dar Es Salaam, als Zuid-China zijn. De zon vlokken zwaar op de hand wegen, twee dotjes
schijnt met een gloed zoals ik hem nog nooit van die aarde in mijn neusgaten en een in mijn
heb zien schijnen, boven de wouden op de mond en ik zal volgens de grondbeginselen 3
berghellingen voor ons hangt een lichte mist, van de natuurkunde werkelijk voor de laatste
palmboompjes ruisen op de kade voor de hoge keer afscheid moeten nemen. De baar wordt
wit gepleisterde huizen, de zee achter en onder onder me vandaan gehaald. Een klein zijden
ons klotst ongevaarlijk aandoend. Hoe wiegelt kussentje, mijn boek en de sprei mag ik be-
ons schip nog na als de zeilen al worden ge- houden. In de verte hoor ik het koor van de
reefd! Achter de huizen zie ik een tropisch jongetjes weer. Hopende dat ik hen geen
landschap zoals ik het in mijn dromen niet tweede keer hoef aan to horen vraag ik mijn
heb mogen zien. De bootsman geeft mijn vrienden of ze mij zo snel mogelijk toe willen
dragers to kennen dat we hier zestien dagen dekken. Ik huiver van angst. Zal ik werkelijk
moeten blijven, de huid van het schip moet van gestorven zijn voor deze vreemde grond,
schelpen en ander aangroeisel worden ont- waarop zelfs kinderen zulk een huivering ver-
daan. Terwijl ik van het schip gedragen word wekken, mijn neus zal bedekken? Mijn vrien-
komen vierendertig kleine jongetjes links en den knielen aan de kuil en beginnen een
rechts van het pad op de kade staan. Terwijl stilzwijgend gebed. Terwijl ik naar Hans,
ik langs hen drijf op de wiegelende bewegingen Karel, Arthur en Theo kijk fladderen mijn
mijner vrienden zingen ze met zachte hoge gedachten weer weg. Ik wil me krampachtig
stemmetjes: herinneren wat het mooiste is dat ik van mijn
leven aan geluiden en beelden heb mogen
`In het land der grijze dalen ontvangen. Ik zie Theo en Karel al losse
is een vogel groot en klein, kluiten in de hand nemen met de bedoeling
die er alles moet betalen om ze naar beneden to werpen als het lang
omdat daar geen mensen zijn.' verbeide beeld me weer to binnen schiet:
Het wordt me een beetje griezelig en angstig Ik was eens aan een meer in Zwitserland . Ik
om het hart. Ik zeg dat ik hier liever niet logeerde in een groot huis waar ik oude Russen
begraven word maar Karel dringt aan. Hij aan tafel bediende. Vorsten, vorstinnen, prin-
heeft een teken op een der hoofden van de sen, prinsessen en gewone burgers. Ook een
kleintjes gezien, zegt hij. Zo sjokken we de militair, een oud-generaal die met zijn pollepel
bergen in. Ik houd me slapende. We komen de scepter in de keuken zwaaide. Hij was
bij een waterval. De grond is bezaaid met doof en stom, oud en der dagen zat. Hij had
vreemd gevormde rotsblokken waartussen de vrouw noch kinderen meer maar bewoonde
grond zacht en reeds omwoeld is. `Me dunkt in het huis een der mooiste vertrekken. Op een
dat we hier een kuil voor je moeten graven,' keer kwam ik van een lange wandeling door
zeggen mijn vrienden. Maar ik stel de beslis- de bergen vermoeid thuis. Ik had het laatste
stuk hard gehold omdat er zich een ver- op twintig centimeter afstand van de drempel
schrikkelijk onweer dreigde to ontladen, de naar de grote druppels keek die aan een zware
hemel zag zwart van de samengepakte wolken. bui voorafgingen en de struiken in een
Op weg naar mijn kamer zag ik de oude man frisse ijzeren gloed zetten. Ook een geitje was
zitten. Zijn kamerdeur zat op een haakje, er binnengekomen en stond naar buiten to gluren.
was niemand in de gang, waar het overigens Het kipje stond verlegen met zijn snaveltje
zo donker was dat de oude man me niet kon aan het vloerkleed to plukken. Het geitje gaf
zien. Ik zag hem uitkijken over het meer. Hij geen kik. Het was warm, erg warm weer, de
zat in een rotan stoel in het midden van zijn regen die viel was ook warm, er stond geen
kamer. De deuren naar de tuin stonden open. wind, het begon steeds harder to regenen, het
Het werd buiten almaar donkerder en in de water plensde loodrecht naar beneden. Door
kamer werd het lezen onmogelijk. Daarom een gemene en felle lichtflits, onmiddellijk 4
ontstak de generaal een paar lichten. Toen de gevolgd door de luidste donderslag die ik ooit
eerste druppels vielen legde hij zijn boek neer, heb gehoord, werd de oude man opgeschrikt
stond op, liep naar een kast en haalde een oude uit de aandacht voor zijn foto. Hij zag de geit
vergeelde foto uit een lade. Hij keek er lang- en het kipje en schoot in de lach. Zo zaten die
durig naar en kuste de prent. Ik denk dat hij drie wezens minuten lang naar buiten to kijken,
niet in de gaten had hoe een aarzelend kipje de minuten dat het stortregende waren to
zijn kamer binnen was komen wandelen en tellen maar de aanblik van die drie duurde
voor mij een eeuwigheid. Toen het ophield met
regenen dwarrelde de oude foto op de grond.
De man was in slaap gevallen en zelfs aan de
Gerrit Komrij Het kale achterkant van zijn schedel kon je nog
zien dat hij glimlachte. De lichtjes aan het
plafond van het vertrek werden in de schedel
?/zeren paard
weerkaatst als in een omgekeerde matglazen
schaal met een verschoten blauw bloemetjes-
motief. Het kipje maakte drie keer cen on-
handige beweging naar rechts met zijn kop,
toen naar links en liep argwanend 'tok tok'
mompelend naar buiten. Het geitje keek nog
even naar de oude, maar toen het geen fris
Alleen de domme wantrouwt de schijn. groen in zijn handen zag liep het eveneens
aarzelend naar buiten, pas toen het buiten in
Je zag eens, in een blauwgeruite kiel,
Iemand aankomen op een goederentrein. een plasje stapte mekkerde het, maar de oude
Hij draaide aan iets dat leek op een wiel. sliep door.
Je dacht: dat is waarachtig Michiel.
De heuvels werden groene zeeen
Waarop, als een albatros, je ziel
Van geluk bijna was uitgeglejen.
Je was in je meest nautische nopjes:
Als een windvang wapperde je overjas.
Toen floot de trein. Toen lag je op je
Neus, naast de rails, in een waterplas.
W. D. Kuik Vhf
Waaiergedichten
i Recept voor Charles Conder 5
Tussen steen en verslenst
verfaaide,
versleten tot op het bot
bleekbeen
slons;
plaatje van kalk krijt en lijm
uit leem op satijn;
dekverf waaier
nul.
ii Yapanse'uaaier voor Whistler
Reis naar het noorden grijze lucht verlaat het penseel,
Beef aan het papier de waarde.
Kom nu verte, drie bergen wilg,
mistig onder de maan teerbesnaarde
visser in uw bootje of wordt het ezel
op zijn eindeloze os de watervlek,
gek, de reizende dichter
langs het bergpad in de sneeuw.
in Etalageroos voor de redacteur van La Derniere Mode,
gazette du Monde et de la Famille
Paars-rose roos fijnbesneden, shantung roos
verdroogde pioen in het fruitglas
speel met mijn gedachten
gaas en eeuwig als de nachtvlinder
of nog minder
de laagste trap, de orde van plezier
der dames,
verwelkt dier uit naald en draad
masker make-up zonder reden
scherf van het gelaat.
iv De uitzinnige raven, een Venetiaanse legende
voor Manet lithograaf
Verraden zijn naam zijn hart,
eens was er klaarte voor de man van wapenen,
stierf hij in een ver land
want giftig het violet van een liefde 6
schraal als de lentewind
glimlach van de dood nit Parma.
Het hatelijk aas eet raven
neem dit gebroken brood,
drink de zure wijn
en zwerm nit en sla aan het huiselijk venster
bevlerk de zinnen, drenk bloedrood uw snavel
boden vervuld van venijn.
v Fladderliedje op een gazet-waaier
voor Max Elskamp
Appelmans 0 Appelmans
karretje met mosselen
stoepier je ruikt het maal,
twee hongerige klanten
Gaston binnen Gaston buiten
achter de cathedraal,
St Anneken St Anneken
eenbeen schuift aan
in de hemel van de zandstraat
was het zien en vergaan.
J. H. W. Veenstra Du Perron
en Franz Hellens
Een meer om zijn persoon dan om zijn werk minste de totalitaire regimes van rode, zwarte 7
gewaardeerd vriend van Du Perron is Franz en bruine signatuur met hun kleinburgerlijke
Hellens geweest, de franstalige Belgische rancunes tegen alles wat nieuw en open en
schrijver die hoewel Vlaming van afkomst, ondernemend is in de culturele bedrijvigheid,
beter een Europees schrijver zou kunnen er niet hun gewelddadige domper op gingen
worden genoemd. Hellens stierf nog maar zetten.
kortgeleden, op 20 januari 1972. Hij woonde In dit patroon past de rijpe Du Perron met
sinds zijn pensionering als hoofd van de wat hij wilde en verwerkelijkte op een heel
bibliotheek van het Belgische Parlement in het eigen wijze, maar ook de jonge Du Perron
dorp La Celle-Saint Cloud vlak bij Parijs en snuffelde eraan op een manier die wel hem
toen hij eind 1971 negentig jaar werd, bleek maar beslist niet de Nederlandse schrijver in
uit een uitvoerig gedenk- en vriendenboek dat het algemeen karakteriseert. Het eerste is hier
ter gelegenheid van dit feit in Brussel werd niet aan de orde, maar bij Du Perrons jeugd-
uitgegeven, hoezeer zijn activiteiten een ver zonde was Hellens betrokken en de nauwelijks
buiten de Belgische grenzen reikende functie meer bekende gang van zaken toen, is to aar-
hebben gehad. In die bundel' heeft een falanx dig om niet alsnog to memoreren.
van auteurs uit een reeks Europese landen In 1922, ruim een half jaar nadat hij met zijn
facetten van Hellens' werk belicht, de eruit ouders ter voltooiing van opvoeding en op-
betrokken indrukken onder woorden gebracht, leiding uit bet toenmalige Nederlands-Indie in
historische relaties en ontwikkelingen ver- Europa was aangekomen, trok de leerling-
duidelijkt of ook alleen maar het soort welge- schrijver Eddy du Perron naar Parijs. En
formuleerde hommage gebracht dat iedereen dan nog wel naar wat hij als het Mekka was
die van dichtbij of van ver bij het feit was gaan zien van het ware artistendom, naar
betrokken, de even bescheiden als sympathieke Montmartre. Zijn ouders hadden als woon-
jubilaris volop gunde. Zo'n bundel bevat plaats Brussel gekozen waar familie had ge-
uiteraard ook bijdragen die uitsluitend `pour woond en nog woonde, waar bovendien de
la bonne bouche' zijn geschreven, maar in zijn prijzen laag en de belastinginspecteurs mild
totaliteit illustreert dit werk die opvallende uit- waren. Maar Brussel was Europa niet en de
straling, verwerking en vervlechting van ar- jonge Eddy, die in zijn Indische afzondering
tistieke impulsen zowel als experimenten, die al met schrijfproeven in dicht en ondicht aan
juist in deze eeuw aan onze cultuur een echt zijn talenten had gesleuteld, was hongerig
Europees stempel hebben gegeven. En dan naar wat puur Europees was. Of beter, naar
niet alleen een West-Europees stempel, want wat volgens de spiegels van schrijvers als
aan het grondpatroon hebben Oost- en Zuid- Murger c.s. Europees scheen.
Europa eveneens hun deel gehad; zolang ten- Trouw aan het model bewoonde hij op Mont-
martre een half jaar lang een armoedige mans- bijna gelijke schrijfwijze staan de beide woor-
arde en de genade van de artistieke inwijding den voor bet begrip gek; bet ene in de psy-
moest hem nu wel ten deel vallen. Het ge- chiatrische zin, bet andere in de kontekst
beurde ook; dat wil zeggen zijn eigen intelli- van een voor de gek of voor de mal hou-
gentie bezorgde hem die inwijding. Het was den.
niet de wereld van de zogeheten boheme waar Waarom die naam was gekozen bewees de
hij zijn impulsen en voorbeelden opdeed, maar uitzonderlijke tekst van bet boekje overduide-
die van de toenmalige artistieke modernisten lijk. Volgens de ondertitel was het de kroniek
die in het begin van de twintiger jaren in van een bekering en bij lezing blijkt algauw
Parijs zich in hun roerigste concentraties, com- dat er een bekering tot het modernisme mee
binaties en machinaties uitleefden. Alle uitin- is bedoeld. De tweeentwintigjarige bekeerling,
gen van de in en vlak na de eerste wereld- die volgens de toelichting van de bezorger gek 8
oorlog zo geestdriftig gekoesterde `Esprit werd en wiens in een jaszak gevonden manu-
Nouveau' vielen er to ondergaan. Futuristen, script hem door de behandelende geneesheer
kubisten, dadaIsten, surrealisten, ze vormden was afgestaan, was als Du Perron zelf even te-
daar om en bij 1922 een 'p&-mele' van apos- voren naar Montmartre gegaan om er de
tolisch gedreven zoekers, van luidruchtige ambiance van een aanstaand schrijverschap to
propagandisten en van lachwekkende meeroe- ondergaan. Hij, die zelf nog schreef volgens
pers van de leuzen van de dag. Door een toe- de oude klassieke voorschriften, had toen de
vallige ontmoeting op een tentoonstelling met recente moderne literatuur gelezen, maar hij
een andere jonge schrijver in hope, de beweeg- had er niets van begrepen. Daarna had hij de
lijke en op alle artistieke markten opererende schrijver Tristan ontmoet, die hem had gezegd
Pascal Pia, kreeg Du Perron al onmiddellijk dat zijn literaire opvoeding vijftig jaar achter-
een goede gids op wat voor hem een terrein liep. Hij ging ook diens poezie lezen `avec 1'air
was dat nergens meer leek op een Murger- d'un orang outang qui doit soigner un nou-
decor. veau-n6'. Niettemin ging hij vanaf de vol-
Niet bang voor de praktijk, waar bet hem uit- gende dag soortgelijke verzen zelf schrij-
eindelijk om ging, schreef hij op datzelfde ven.
Montmartre een werkje dat met voorbijzien In bet boekje volgen op dit `verslag' allerlei
van een paar in Indische dag- en weekbladen pseudo-futuristische, pseudo-dadaIstische en
gepubliceerde feuilletons, zijn eigenlijke lite- pseudo-surrealistische verzen die half pastiche
raire debuut werd. Hij gebruikte er de Franse en half serieus bedoelde probeersels zijn. Een
taal voor en publiceerde bet onder de titel in fascimile afgedrukte ziekteverklaring van
Manuscrit trouve dans une poche in januari een via een scatologische oprisping verzonnen
1923 in eigen beheer voor een beperkte kring dr. Lucien Grattefesces, besluit bet pseudo-
van familie en vrienden. De titel was een be- document. Het hele werkje is behalve pastiche
wust gekozen pastiche en een verwijzing tegelijk nog parodie en satire ook en daarnaast
naar een eerder gepubliceerd werkje van een naIeve, onhandige maar wel degelijk als
Andre Salmon, Manuscrit trouve dans un een ernstig experiment ondernomen potpourri
chapeau (die op zijn beurt natuurlijk de titel van wat toen de formele vernieuwingen waren
weer aan Poe's MS Found in a Bottle had ont- van het modernisme. Van enig begrip voor het
leend). Eddy du Perron onthulde zich in het hoe en waarom van de formele problematiek,
boekje alleen als de bezorger van de tekst, die blijkt nergens iets. Alleen iemand die buiten
dan geschreven zou zijn door een zekere Bodor de hele ontwikkeling had gestaan en er pardoes
Guila. Voor kenners van Maleis of Indonesisch tegen op was gelopen, kon de `panache' op-
is deze naam op zich zelf al veelzeggend. In brengen om zich zo to uiten. Met wat voor
Description:over Robert Desnos en zijn hypno- tische woordspelingen (Rrose Sela- vy) ; over Benjamin `Ja zeker, maar dit soort gedichten, zijn best op hun plaats in een w.c. Leest u zelf:' - Ach krasse groene Voor mij gold hij als een van de geeste- lijke wegbereiders van bet nationaal-socialisme en daar