Table Of ContentRoger Zelazny
Amber
Prins van Chaos
Oorspronkelijke titel: Prins of Chaos
Uitgegeven door: Arbor House Publishing Company
© 1991 by The Amber Corporation
Vertaald door: Dons Reerink
Voor Jane Lindskold -
Hartelijk dank, meid, voor je hulp.
Je was er vanaf het eerste moment bij.
1
Alle kroningsfeesten zijn hetzelfde. Dat klinkt cynisch en is het
waarschijnlijk ook, vooral als de hoofdpersoon je beste vriend
is en zijn koningin je onbedoelde geliefde. Maar meestal is er
een optocht met veel trage muziek en ongemakkelijke, bonte
kleding, wierook, redevoeringen, gebeden en klokgelui.
Kroningen zijn saai en meestal heb je het onaangenaam warm.
Bovendien wordt onoprechte aandacht van je verlangd, net als
bij huwelijken, promoties en geheime inwijdingen.
En zo werden Luke en Coral heersers van Kashfa in dezelfde
kerk waar we nog maar een paar uur geleden met mijn
waanzinnige broer Jurt hadden gevochten. Het was bijna -
maar ongelukkigerwijs niet helemaal - zijn dood geworden. Als
enige vertegenwoordiger van Amber bij de plechtigheid - zij
het zonder officiële status - was mij een staanplaats vooraan
toebedeeld. Blikken dwaalden voortdurend in mijn richting.
Dus moest ik op mijn qui-vive blijven en passende reacties
verwoorden. Random wilde dan wel geen officiële status
verlenen aan mijn tegenwoordigheid bij de ceremonie, maar ik
wist dat hij zich zou ergeren als hij hoorde dat mijn gedrag
diplomatiek niet verantwoord was. Dus hield ik er pijnlijke
voeten, een stijve nek en met zweet doordrenkte bonte kleding
aan over. Zo is de showbusiness nu eenmaal. Maar ik had het
niet willen missen. Luke en ik hebben samen verdomd rare
dingen meegemaakt - van zwaardgevechten tot bezoeken aan
de renbaan, van kunsthandels tot verblijven in Schaduw. Daar
moest ik aan denken terwijl ik stond te zweten en me afvroeg
wat er van hem zou worden nu hij een kroon droeg. Zo'n
gebeurtenis had mijn oom Random van een zorgeloze,
ongebonden en verwilderde musicus veranderd in een wijs en
verantwoordelijk heerser - als ik tenminste de verhalen van
mijn familie over zijn eerste levensfase mag geloven. Ik
betrapte me erop dat ik hoopte dat Luke niet al z'n wilde haren
zou verliezen. Maar Luke was heel anders dan Random en
bovendien jaren jonger. Verbazingwekkend wat jaren kunnen
doen - of ligt het alleen aan de omstandigheden? Ik besefte dat
ik, door alles wat mij onlangs was overkomen, nu heel anders
was dan nog niet zo lang geleden. Nu ik erover nadacht, heel
anders dan gisteren.
Tijdens de slotzang wist Coral me een briefje in handen te
spelen. Ze wilde me spreken, noemde tijd en plaats en sloot
zelfs een plattegrondje in. Het bleek een appartement aan de
achterzijde van het paleis te zijn. Die avond troffen we elkaar
en uiteindelijk brachten we samen de nacht door. Luke en zij
waren als kinderen met de handschoen getrouwd, hoorde ik
toen. Het huwelijk was onderdeel van een diplomatiek verdrag
tussen Jasra en de Begmanen. Maar het ging niet goed - het
diplomatieke gedeelte dan - en de rest viel zo'n beetje tussen
wal en schip. De hoofdpersonen hadden ook eigenlijk helemaal
niet meer aan het huwelijk gedacht tot recente gebeurtenissen
hen er aan herinnerden. Ze hadden elkaar in geen jaren
gezien. Maar de prins stond geregistreerd als gehuwd. Het
huwelijk was weliswaar aan annulering onderhevig, maar zij
kon ook met hem worden gekroond. Als het Kashfa iets zou
opleveren. En dat deed het: Eregnor. Een Begmaanse koningin
op de troon van Kashfa zou misschien helpen om de toe-
eigening van dat grondgebied te verdoezelen. Dat was
tenminste Jasra's redenering geweest, vertelde Coral me. En
Luke had zich daardoor laten overhalen, vooral nu garanties
van Amber ontbraken en het Gouden Cirkel-verdrag op losse
schroeven stond.
Ik hield haar in mijn armen. Ze voelde zich niet goed, ondanks
een schijnbaar verbazingwekkend herstel na de operatie. Ze
droeg een zwart lapje over haar rechteroog. Als mijn hand daar
in de buurt kwam, zelfs als ik er te lang naar keek, reageerde
ze heftig. Ik had er geen idee van wat Dworkin ertoe had
gebracht om haar beschadigde oog te vervangen door het
Juweel des Oordeels. Tenzij hij aannam dat ze bestand was
tegen de krachten van het Patroon en de Logrus als die zouden
proberen zich er weer meester van te maken. Maar op dit
gebied had ik totaal geen ervaring. Nu ik eindelijk de kleine
magiër had ontmoet, was ik ervan overtuigd geraakt dat hij
geestelijk niets mankeerde. Maar dit gevoel hielp mij geenszins
de geheimzinnige kwaliteiten te doorgronden die oeroude wijze
mannen vaak bezitten. 'Hoe voelt het?' vroeg ik.
'Heel vreemd,' antwoordde ze. 'Niet echt pijnlijk. Meer zoals
een Troefkaart-contact aanvoelt. Alleen voel ik dit de hele tijd,
terwijl ik toch nergens heenga en met niemand praat. Het is
alsof ik in een soort poort sta. Krachten bewegen zich om me
heen, door me heen.'
Binnen een seconde bevond ik me in het centrum dat werd
gevormd door de grijze ring met zijn veelspakig wiel van rossig
metaal. Van binnenuit leek het op een groot web. Een helder
oplichtende draad vroeg mijn aandacht. Ja, dit was een lijn
naar een zeer machtige kracht in verafgelegen Schaduw. Ik
zou hem kunnen gebruiken om op onderzoek uit te gaan.
Voorzichtig ontrolde ik hem in de richting van het bedekte
juweel dat Coral in haar oogkas droeg. Er was geen
onmiddellijke weerstand. Om precies te zijn: ik voelde niets
terwijl ik de krachtlijn ontrolde. Maar het beeld van een
vlammengordijn rees voor me op. Toen ik door de vurige sluier
drong, voelde ik mijn onderzoekslijn vertragen, vertragen, en
stilstaan. En daar zweefde ik als het ware aan de rand van een
leegte. Dit was niet de manier van afstellen die ik kende. Het
Patroon speelde er volgens mij een rol in, maar ik voelde er
niet voor het op te roepen terwijl ik gebruik maakte van andere
krachten. Ik ging door en voelde een verschrikkelijke koude die
de door mij aangesproken vermogens wegzoog.
Toch onttrok zij het vermogen niet rechtstreeks aan mij, maar
alleen aan een van de krachten die ik had opgeroepen. Ik
schoof haar voor me uit en aanschouwde een flauw oplichtende
vlek die aan ver verwijderde nevel deed denken. Hij hing tegen
een donkerrode achtergrond. Toen ik dichterbij kwam, loste hij
zich op in een vorm - een ingewikkelde driedimensionale
constructie die me vaag bekend voorkwam. Dit moest de weg
zijn die men gaat als men zich instelt op het Juweel. Zo had
mijn vader hem beschreven. Goed, ik was binnen in het Juweel.
Moest ik de inwijding wagen? 'Niet verdergaan,' klonk een
onbekende stem, maar ik realiseerde me dat het Coral was die
de geluiden maakte. Ze scheen in trance geraakt te zijn. 'Je
wordt niet toegelaten tot de hogere inwijding.'
Ik staakte mijn onderzoek. Op nader bewijs zat ik niet te
wachten. Mijn Logrus-gezicht, dat sedert recente
gebeurtenissen in Amber voortdurend bij me was gebleven,
verschafte me een beeld van Coral. Ze was nu geheel
ingekapseld door de hogere versie van het Patroon.
'Waarom niet?' vroeg ik.
Maar ik kreeg geen antwoord. Coral schokte even, schudde
zichzelf wakker en staarde me aan. 'Wat is er gebeurd?' vroeg
ze.
'Je bent weggedommeld,' antwoordde ik. 'Geen wonder als je
nagaat wat Dworkin heeft uitgehaald. En dan deze
vermoeiende dag...'
Ze gaapte en liet zich weer op het bed vallen. 'Ja,' geeuwde ze,
en toen sliep ze echt.
Ik trok mijn laarzen uit en ontdeed me van mijn zwaarste
kledingstukken. Ik ging naast haar liggen en trok een dekbed
over ons heen. Ik was ook moe en wilde gewoon iemand dicht
bij me hebben.
Hoe lang ik sliep, weet ik niet. Duistere wervelende dromen
verstoorden mijn slaap. Menselijke, dierlijke en demonische
gezichten draaiden om me heen. Geen van allen keken ze
opgewekt. Wouden stortten ineen en vlogen in brand, de aarde
schudde en spleet open, de zee verhief zich in reusachtige
golven en bestormde het land, er droop bloed van de maan en
luid gejammer steeg op. Iets riep mij... Een heftige windvlaag
rukte aan de luiken tot ze klapperend en bonkend naar binnen
vlogen. In mijn droom kwam een wezen binnen. Het hurkte aan
het voeteneind van het bed en riep zacht naar mij, telkens
weer. De kamer leek te schudden en in gedachten was ik weer
in Californië. Er scheen een aardbeving aan de gang te zijn. De
gierende wind nam in kracht toe, brulde nu en buiten hoorde ik
gekraak, alsof bomen neerstorten, torens omvielen...
'Merlin, Prins van het Huis Sawall, Prins van Chaos, sta op,'
leek het wezen te zeggen. Toen knarste het met zijn slagtanden
en begon opnieuw.
Bij de vierde of vijfde herhaling kwam de gedachte bij me op
dat het misschien geen droom was. Buiten klonk ergens
geschreeuw. Regelmatig lichtte bliksem op tegen een
achtergrond van bijna melodieuze donderslagen. Voor ik in
beweging kwam, zelfs voor ik mijn ogen opendeed, trok ik een
beschermend omhulsel op. De geluiden waren echt, evenals
het versplinterde luik. Evenals het wezen aan het voeteneind
van het bed.
'Merlin, Merlin. Sta op, Merlin,' zei het. Het was een wezen
met lange snuit en puntige oren, goed voorzien van slagtanden
en klauwen. Het had een groenig zilveren huidskleur, grote
glanzende ogen en vochtige leerachtige vleugels die tegen zijn
slanke flanken waren gevouwen. Ik kon aan zijn uitdrukking
niet zien of het glimlachte of pijn had. 'Word wakker, Heer van
Chaos.'
'Gryll,' zei ik. Het was de naam van een oude familiebediende
van de Hoven.
'Ja, Heer,' antwoordde het. 'Ik was het die u het beender-
dansspel bijbracht.' 'Wel heb ik ooit.'
'Eerst de zaken, Heer. Ik ben een lange en verschrikkelijke
weg langs de zwarte draad gegaan om u te spreken.' 'De
draden reikten nooit zo ver,' zei ik, 'behalve met enorme
aandrijfkracht. En dan misschien nog niet eens. Doen ze dat nu
wel?'
'Het gaat nu makkelijker,' was het antwoord. 'Hoe
komt dat?'
'Zijne Majesteit Swayvill, Koning van Chaos, slaapt vannacht
met de voorouders van de duisternis. Ik ben gestuurd om u te
halen, zodat u de plechtigheden kunt bijwonen.' 'Nu?' 'Nu'.'
'Tja. Nou, goed. Best. Even m'n boel bij elkaar zoeken. Hoe is
het trouwens gekomen?'
Ik trok mijn laarzen en de rest van mijn kleren aan en gespte
mijn zwaard om.
'Ik ben niet op de hoogte van de details. Het is natuurlijk
algemeen bekend dat hij een zwakke gezondheid had.' 'Ik wil
een briefje achterlaten,' zei ik. Hij knikte.
'Een korte brief, mag ik hopen.' 'Ja.'
Op een stuk perkament van het bureau krabbelde ik: Coral,
Weggeroepen voor familiezaken. Je hoort nog van me. Ik legde
het bij haar hand. 'Goed,' zei ik. 'Hoe pakken we dit aan?' 'Ik
zal u op mijn rug dragen, Prins Merlin, zoals ik lang geleden
deed.'
Ik knikte en een golf jeugdherinneringen overspoelde me. Gryll
was geweldig sterk, zoals de meeste demonen. Maar ik
herinnerde me onze spelletjes: aan de rand van de Groeve en
boven de duisternis, in grafkamers, grotten, nasmeulende
slagvelden, ingestorte tempels, vertrekken van dode tovenaars
en menige persoonlijke hel. Ik scheen altijd meer plezier te
hebben met demonen dan met de bloedverwanten of
aangetrouwde familieleden van mijn moeder. Ik baseerde zelfs
mijn belangrijkste Chaos-vorm op een van hen. Hij nam een
stoel uit een kamerhoek in zich op om extra massa te
verkrijgen en veranderde van vorm om mijn volwassen gestalte
te kunnen dragen. Toen ik op zijn verlengde torso klom en me
vastklampte, riep hij uit: 'Ach, Merlin! Welke toverkrachten
bezit u tegenwoordig?' 'Ik beheers ze, maar ik doorgrond ze
niet helemaal,' antwoordde ik. 'Ik heb ze pas zeer onlangs
gekregen. Wat voel je?'
'Hitte, koude, vreemde muziek,' was het antwoord. 'Uit alle
richtingen. U bent veranderd.'
'Iedereen verandert,' zei ik toen hij naar het raam ging. 'Zo is
het leven.'
Op de brede vensterbank lag een donkere draad. Hij reikte
ernaar en raakte hem aan terwijl hij zich in beweging zette. De
wind zoefde langs ons heen toen we naar beneden vielen,
horizontaal vlogen en opstegen. Torens flitsten sidderend
voorbij. De sterren schitterden. Een maansikkel was net
opgekomen en verlichtte de onderkant van laaghangende
wolken. We stegen en het kasteel en de stad werden in een
oogwenk stipjes. De sterren dansten, werden lichtstrepen. Een
lint pure, rimpelende duisternis verspreidde zich om ons heen
en werd steeds breder. De Zwarte Weg, dacht ik plotseling.
Het is net een tijdelijke versie van de Zwarte Weg, in de lucht.
Ik keek achter me. Daar was hij niet. Het was of hij zich
oprolde terwijl wij erover gingen. Of trok hij ons mee? Het
landschap vloog onder ons door als een drie maal versnelde
film. Bos, heuvel en bergtop flitsten voorbij. Onze zwarte weg
rolde als een geweldig lint voor ons uit en plekken licht en
donker schoven als wolkenschaduwen voorbij. En toen ging het
tempo abrupt omhoog. Ik merkte ineens dat er geen wind meer
was. De maan stond plotseling hoog boven ons en onder ons
slingerde zich een bochtige bergketen. De stilte had iets van
een droom en meteen was de maan gedaald. Rechts van mij
brak een lichtstreep door het duister en sterren begonnen te
verflauwen. Terwijl we ons over die zwarte weg spoedden was
in Grylls lijf niets van inspanning te voelen. De maan verdween
en langs een reeks wolken groeide botergeel licht dat onder
mijn ogen een roze schijn kreeg.
'De macht van Chaos staat op,' merkte ik op. 'De
energie van wanorde,' antwoordde hij.
'Je hebt iets voor me verborgen gehouden,' zei ik. 'Ik ben maar
een bediende,' antwoordde Gryll, 'en geen ingewijde bij de
beraadslagingen van de machtigen.' De wereld werd steeds
lichter en zo ver ik kon zien rimpelde ons zwarte lint. We
gingen hoog over bergachtig terrein. Met grote snelheid weken
wolken uiteen en vormden zich nieuwe. Het was duidelijk dat
onze tocht door Schaduw was begonnen. Na een tijd
verdwenen de bergen en gleden uitgestrekte vlakten voorbij.
Plotseling stond de zon midden in de lucht. Het leek of we ons
net boven onze zwarte weg voortbewogen. Grylls tenen
raakten hem maar nauwelijks onder het gaan. Soms fladderden
zijn vleugels heel licht, dan weer gonsden ze als die van een
kolibrie, onzichtbaar door de snelheid. Links van mij werd de
zon kersrood. Beneden ons spreidde zich een roze woestijn
uit...
Toen werd het weer donker en de sterren draaiden als een
groot wiel.
Toen waren we laag en scheerden we over de toppen van de
bomen...
Boven een drukke straat in het centrum kwamen we te
voorschijn. Lichten van lantarenpalen en op de voorkant van
voertuigen, neon achter ramen. De warme, bedompte, stoffige,
benzineachtige geur van de stad steeg om ons op. Een paar
voetgangers keken even omhoog, maar schenen ons nauwelijks
op te merken.
Zodra we een rivier en de daken van de voorstad waren
overgevlogen werd het verschiet wazig. We gingen over een
voorwereldlijk landschap met rotsen, lava, lawine en
sidderende bodem. Twee actieve vulkanen - een dichtbij, de
ander veraf - spuwden rook tegen een blauwgroene lucht. 'Zo
zijn we er sneller, neem ik aan,' zei ik. "t Snelst,' antwoordde
Gryll.
Het werd weer nacht, een lange nacht en op een gegeven
moment was het alsof onze weg diep onder water liep. Vlak bij
en ook wat verder weg kon je kleurige zeewezens zien zweven
en heen en weer flitsten. De zwarte weg bleef droog en
onaangetast en beschermde ons.
'Het is net zo'n schokkende gebeurtenis als de dood van
Oberon,' begon Gryll uit zichzelf. 'De gevolgen brengen
Schaduw in beroering.'
'Maar de dood van Oberon viel samen met de herschepping
van het Patroon,' zei ik. 'Het ging niet alleen om de dood van
een heerser van een van de randgebieden.' 'Dat is waar,'
antwoordde Gryll, 'maar op het moment zijn de machten niet in
evenwicht. Deze gebeurtenis draagt daartoe bij. Het zal zo
mogelijk nog erger worden.' We schoten een opening in een
donkere steenmassa binnen. Lichtlijnen flitsen langs ons heen.
Oneffenheden glansden lichtblauw op. Daarna - ik weet niet
hoe lang daarna - bevonden we ons in een purperen hemel,
zonder dat ik me de overgang vanuit de donkere zeebodem kan
herinneren. Ver voor ons uit schitterde één enkele ster. We
spoedden ons erheen.
'Waarom?' vroeg ik.
'Omdat het Patroon sterker is geworden dan de Logrus,'
antwoordde hij. 'Hoe is dat gebeurd?'
'Ten tijde van de confrontatie tussen de Hoven en Amber heeft
Prins Corwin een tweede Patroon ontworpen.' 'Ja, dat heeft hij