Table Of ContentRAPPORT 3124
Vondsten langs de Rietsloot
De Romeinse militaire weg
en een laat-middeleeuwse
ontginningsnederzetting
Gemeente Bunnik
Archeologisch onderzoek: proefsleuvenonderzoek en een opgraving
RAAP-RAPPORT 3124
Vondsten langs de Rietsloot
De Romeinse militaire weg
en een laat-middeleeuwse
ontginningsnederzetting
Gemeente Bunnik
Archeologisch onderzoek: proefsleuvenonderzoek en een opgraving
P.J. Ilson MA, drs. B. Jansen & drs. E.H.L.D. Norde
RAAP, 2016
Colofon
Opdrachtgever: Provincie Utrecht
Titel: Vondsten langs de Rietsloot. De Romeinse militaire weg en een laat-middeleeuwse
ontginningsnederzetting, gemeente Bunnik; archeologisch onderzoek: proefsleuven en
een opgraving
Status: eindversie
Datum: 23 november 2016
Auteurs: P.J. Ilson MA, drs. B. Jansen & drs. E.H.L.D. Norde
Met bijdragen van: G. Aalbersberg, L. Allasson-Jonest, R. Exaltus, M. Hendriksen,
J. van Gent, N.L. Jaspers, S. Lange, E. van der Linden, A. Maurer, F. van Oosterhout,
S. Ostkamp, M. Rijkelijkhuizen & B. Veselka
Projectcode: 20412N421A3
Bestandsnaam: RA3124_N421A3
Projectleiders: drs. B. Jansen & P.J. Ilson MA
Projectarcheologen: drs. M. Opbroek & T.P. van Rooij
ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 424113, 424115
ARCHIS-waarnemingsnummer: nog niet verleend
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 57480
ARCHIS-zaaknummer: 2411291100, 3971109100, 3971117100
Autorisatie: drs. C.N. Kruidhof
Bevoegd gezag: gemeente Bunnik
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Leeuwenveldseweg 5b telefoon: 0294-491 500
1382 LV Weesp telefax: 0294-491 519
Postbus 5069 E-mail: [email protected]
1380 GB Weesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2016
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade
voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
RAAP-RAPPORT 3124
Vondsten langs de Rietsloot. De Romeinse militaire weg en een laat-middeleeuwse ontginningsnederzetting
Gemeente Bunnik; archeologisch onderzoek: proefsleuven en een opgraving
Samenvatting
In opdracht van de provincie Utrecht heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een inventariserend
onderzoek in de vorm van proefsleuven met een doorstart naar opgraving uitgevoerd tussen de
A12 en de rondweg te Houten in de gemeenten Bunnik & Houten. Dit onderzoek was nodig in ver-
band met de aanleg van een nieuwe verbindingsweg (N421). Uit het proefsleuvenonderzoek werd
duidelijk dat binnen het plangebied sprake was van twee behoudenswaardige vindplaatsen: de
Romeinse limesweg in zone I en een middeleeuwse nederzetting in zone II. Delen van deze vind-
plaatsen die verstoord zouden worden bij de ontwikkeling van de verbindingsweg, zijn vlakdekkend
opgegraven. De opgraving vond plaats tussen 19 augustus 2013 en 1 november 2013. Tussen 30
januari 2014 en 7 februari 2014 heeft archeologische begeleiding plaatsgevonden in twee delen
van zone I die tijdens de opgraving niet toegankelijk waren.
Het onderzoek heeft een gedetailleerd beeld van de landschapsontwikkeling van het gebied opge-
leverd. Deze ontwikkeling hangt samen met het ontstaan van de Kromme Rijn stroomgordel en
het verlanden van de Houtense stroomgordel. In de periode dat beide stroomstelsels naast elkaar
actief waren, heeft er door verminderde afvoer sedimentatie in de geulen van de Houtense stroom-
gordel plaatsgevonden. Hierdoor zijn de jongere geulen relatief smal en ondiep. Zo is de jongste
restgeul maar 12 m breed en maximaal 2,5 m diep. Deze geul is in de tweede of derde eeuw defi-
nitief verland. In de restgeul van de Houtense stroomgordel is later de Rietsloot aangelegd. Deze
sloot kent zijn oorsprong mogelijk al in de Vroege Middeleeuwen. De Rietsloot werd in de tweede
helft van de veertiende eeuw aangeduid als Rijsgrave en vervolgens als Rijssloot, Rijtsloot en uit-
eindelijk Rietsloot. Dat de Rietsloot al aanwezig was ten tijde van de middeleeuwse ontginning
van het gebied, blijkt duidelijk uit het feit dat deze een scheiding vormt tussen de verschillende
ontginningsblokken.
De reconstructie van het landschap maakt duidelijk dat er in toenemende mate sprake is van men-
selijk ingrijpen in de vegetatie. In vrijwel alle monsters zijn sporen van akkeronkruiden en granen
aangetroffen. In de loop van de tijd neemt het aandeel akkeronkruiden en granen toe, terwijl het
aandeel boompollen afneemt. Hieruit kan worden afgeleid dat de bosvegetatie plaatsmaakt voor
akkers. Ook is zichtbaar dat in de loop van de tijd vernatting van het landschap optreedt. Dit kan
goed het gevolg van de ontbossing zijn geweest en verklaart mogelijk de aanpassingen die in de
loop van de tweede eeuw aan de limesweg zijn uitgevoerd.
Net voor de aanleg van de limesweg, een belangrijke verbindingsweg tussen de verschillende
legerplaatsen (castella) is er waarschijnlijk sprake van een nederzetting in of in de directe omge-
ving van het plangebied. Deze lijkt zich aan de westzijde van de restgeul te bevinden. Deze neder-
zetting dateert uit de Late IJzertijd of vroeg Romeinse tijd. Van deze nederzetting zijn tijdens het
onderzoek vooral losse sporen teruggevonden.
5
RAAP-RAPPORT 3124
Vondsten langs de Rietsloot. De Romeinse militaire weg en een laat-middeleeuwse ontginningsnederzetting
Gemeente Bunnik; archeologisch onderzoek: proefsleuven en een opgraving
De limesweg kon over een lengte van ongeveer 250 meter worden onderzocht. De weg doorkruist
hierbinnen de jongste restgeul van de Houtense stroomgordel. Ten oosten en westen van deze
restgeul is de weg aangelegd op de hogergelegen oever. De weg bestond hier uit een grindbaan
met aan weerszijden een bermgreppel en is waarschijnlijk zo’n 5 m breed geweest. In het lagere
deel van het landschap is in eerste instantie ook sprake van een grindweg. Ook vóór de aanleg
van deze grindverharding was hier al sprake van een doorwaadbare laagte. Na verloop van tijd lijkt
deze grindweg ongeschikt geworden en in of kort na de winter van 124/125 is een dijk (agger) door
de laagte aangelegd, iets ten zuiden van de oorspronkelijke grindweg. Deze dijk was verstevigd
met eikenhouten bekisting. Aan de buitenzijde van de bekisting is de constructie verstevigd door
het plaatsen van extra palensetjes op regelmatige afstand (ca. 2,5 m) die diende om de bekisting,
waarschijnlijk met behulp van trekbalken, door de agger heen te verstevigen.
Ruim zeven meter buiten de agger is nog een houten paal aangetroffen, in het verlengde van de
zuidelijke palenrij. Het hout van deze paal heeft een kapdatum in de winter van 124/125. Dit kan
erop duiden dat de agger in eerste instantie verder heeft doorgelopen of dat de tussengelegen
afstand op een andere wijze overbrugd werd. Hierbij kan gedacht worden aan een brugconstructie.
Na 150 hebben er herstelwerkzaamheden aan de weg plaatsgevonden. Hierbij is gebruikgemaakt
van voormalig constructiehout met een kapdatum van 149/150. Aangezien het hier gaat om herge-
bruikt hout, is het aannemelijk dat de herstelwerkzaamheden pas aan het eind van het derde kwart
of in het vierde kwart van de tweede eeuw hebben plaatsgevonden. In deze periode is er een brug-
achtige constructie gebouwd danwel hersteld. Deze constructie, bestaande uit drie haaks op de
weg staande palenrijen, heeft waarschijnlijk als waterdoorlaat gefunctioneerd. Het is voorstelbaar
dat tijdens het natte seizoen er water tegen de agger stond met het risico op bezwijken. De bouw
van een dergelijke waterdoorlaat kan dit probleem opgelost hebben.
De resultaten van het onderzoek aan de weg passen goed in het algemene beeld dat we kennen
van de Nederlandse limes. De verschillende wegtypen zijn op verschillende plaatsen reeds aange-
troffen. Wat de opgraving aan de Achterdijk bijzonder maakt is dat deze elementen allemaal binnen
één locatie aanwezig zijn. De opgraving heeft duidelijk gemaakt dat de limesweg in het Kromme
Rijngebied niet de grensrivier heeft gevolgd, maar dat men gekozen heeft voor een korte of de
kortste verbinding tussen de castella Levefanum bij Rijswijk, Gelderland en Fectio bij Vechten.
Hiermee heeft de opgraving een duidelijke richting gegeven voor onderzoek naar het exacte tracé
in deze regio.
De opgraving heeft een voor de limesweg imposante hoeveelheid vondstmateriaal opgeleverd.
Zo is er in of naast de weg een vijftigtal Romeinse munten aangetroffen. Ook zijn er verschil-
lende onderdelen van paardentuig gevonden. Een hiervan betreft een bronzen onderdeel van een
juk, waarschijnlijk een pluimdrager, en is een unieke vondst. Hoewel de uitvoering ervan geen
Romeinse topkwaliteit betreft, zal het ook een waardevol voorwerp zijn geweest dat niet achteloos
werd achtergelaten.
In zone II is ten oosten van de Rietsloot is een deel van een grotere nederzetting uit de Late Mid-
deleeuwen onderzocht. Deze nederzetting ligt op de een hoger deel van het landschap, op de
overgang naar de lagergelegen en natte restgeul waarin de Rietsloot is aangelegd. De hogergele-
6
RAAP-RAPPORT 3124
Vondsten langs de Rietsloot. De Romeinse militaire weg en een laat-middeleeuwse ontginningsnederzetting
Gemeente Bunnik; archeologisch onderzoek: proefsleuven en een opgraving
gen oever ten oosten van het plangebied is vermoedelijk gebruikt voor de bouw van hoofdgebou-
wen, de bijgebouwen bevinden zich op het lagergelegen achtererf en de nattere zone richting de
restgeul is vooral gebruikt voor het putten van water.
Een groot deel van de sporen wordt gevormd door een complex greppelstelsel. Deze greppels
hebben verschillende percelen of erven gevormd en zullen ook hebben gediend voor de afwatering
van het land. Vermoedelijk is de uiterste grens van een perceel opgegraven waarin enkele roeden-
bergen hebben gestaan. Roedenbergen zijn bijgebouwen waarvan het dak in de hoogte kon
worden verplaatst en waar bijvoorbeeld hooi kon worden opgeslagen. De best bewaarde
roedenberg is aangetroffen in het noordelijke deel van zone II. Rondom dit gebouw waren verschil-
lende complete aardewerken potten ingegraven, die zijn gebruikt als muizenval.
De middeleeuwse nederzetting kan op basis van zowel het aardewerk als verschillende meta-
len objecten goed worden gedateerd. Het overgrote deel van het vondstmateriaal dateert tussen
1150-1200 en 1350-1400. Een deel van het vondstmateriaal lijkt er op te wijzen dat de laatmiddel-
eeuwse bewoning rond 1150 aanvangt. De nederzetting heeft in ieder geval tot in de latere veer-
tiende eeuw bestaan en lijkt kort voor 1400 te zijn verlaten of te zijn verplaatst.
De vondsten, vooral eenvoudig aardewerk zoals melkteilen, wijzen erop dat de nederzetting een
agrarisch karakter moet hebben gehad. Bij vindplaatsen met een hogere status worden vaak meer
luxe aardewerken voorwerpen gevonden. In Bunnik is vooral sprake van lokaal vervaardigde voor-
werpen. Het agrarische karakter van de nederzetting wordt verder ondersteund door het onder-
zoek dat is uitgevoerd naar de botanische resten, vooral verkoolde zaden. Hieruit blijkt dat in ieder
geval granen en peulvruchten werden verbouwd. Daarnaast zijn er verschillende vruchten aan-
getroffen, zoals braam en pruim. Dat de verschillende gewassen lokaal werden verbouwd, kan
worden afgeleid uit de verschillende onkruiden die zijn aangetroffen, zoals akkerboterbloem en
naaldenkervel. Deze soorten komen nauwelijks voor buiten het rivierengebied.
Naast de landbouw leefden de bewoners ook van veeteelt. De veestapel bestond voor een groot
deel uit paarden en runderen. Hiervan werd, zoals te zien aan de slachtsporen op de botten, rund
zeker gebruikt om te eten. Vermoedelijk werden ook de paarden gegeten, maar de aanwijzingen
hiervoor in de vorm van snijsporen zijn minder overtuigend dan bij de runderen. Verder maakte
varken deel uit van het menu in de Late Middeleeuwen.
7
RAAP-RAPPORT 3124
Vondsten langs de Rietsloot. De Romeinse militaire weg en een laat-middeleeuwse ontginningsnederzetting
Gemeente Bunnik; archeologisch onderzoek: proefsleuven en een opgraving
8
Description:Vier van deze monsters zijn uiteindelijk geda- teerd (tabel 5.1)29. Ook voor en oversnijdingen kan een aantal sporen wel met zekerheid vóór de aanleg van de limesweg geda- teerd worden. rieën 'adolescent', 'volwassene' en 'laat-volwassene' is zeer gebaat bij deze analytische metho- de.158